Vakantie voor de ziel

Kerk ontdekt nieuwe mogelijkheden.

Ook in Oostenrijk zijn de dagen warm, om niet te zeggen: heet. In de eeuwenoude godshuizen daarentegen is het aangenaam fris. Het aartsbisdom Wenen heeft een nieuwe invalshoek ontdekt om de al dan niet gelovigen naar de kerk te lokken.

Het projectbureau “Offene Kirche” (open kerk) van het aartsbisdom heeft een campagne “Urlaub für die Seele” (vakantie voor de ziel) op poten gezet om tegemoet te komen aan de wens – vooral in de steden – om te ontsnappen aan de hitte en de drukte. Men overweegt zelfs ligstoelen te plaatsen in de kerken en kapellen… Kortom, het voorgestelde pamflet vermeldt: “Kurzurlaubsdestinationen im eigenen Ort oder Grätzel” (korte vakantiebestemmingen in eigen woonplaats of buurt).

Wat volgt? Een zandstrand in het portaal? Verfrissen in de doopvont? IJsjesverkoop op het altaar? Kleedcabine in de biechtstoel? Betaalautomaat aan de ingang?

Heeft de R.K. Kerk zo weinig respect voor zichtzelf? Ziet u dit gebeuren in een moskee of synagoge?

Wochenblick

Een bericht uit Syrië zonder poco bril

Goede Vrienden,

We gaven reeds de levensloop van de Franse geneticus Jérôme Lejeune, aangevuld met enkele anekdotes. We voegen hieraan nog een beschouwing toe over het leven vanuit de goddelijke deugden geloof, hoop en liefde van deze uitzonderlijke wetenschapper én christen. En het zijn de grootste moeilijkheden, die hem tot een heldhaftige beleving van de deze deugden hebben gevoerd.

Jérôme Lejeune was het levende bewijs dat ware wetenschap en authentiek christelijk geloof harmonisch samengaan. De Drie-ene God is één: Vader en Schepper, Mens geworden Verlosser Jezus Christus en Geest. Het verstand, verlicht door het geloof, geeft inzicht en wijsheid. Kennis zonder moraal, zo vond hij, wordt barbaarsheid en geloof zonder kennis wordt afgoderij.

Jérôme leefde zelf ook een-voudig. De topwetenschapper en de oprechte gelovige waren eenzelfde persoon. Elke avond, als hij thuis was, bad hij op zijn knieën voor het kruis samen met zijn kinderen een Onze Vader, een Weesgegroet en een toewijding van het gezin. Iedere avond hield hij een gewetensonderzoek. Iedere zondag vierde hij aandachtig de Eucharistie mee, waar hij zich ter wereld ook bevond. Aan een cameraman die in zijn laboratorium een opname wilde maken liet hij niet toe dat het kruisbeeld verwijderd werd, want dit was, zo zei hij, zijn “lab-oratoire”. Hij kreeg een mooi appartement aangeboden met kok en  een auto met chauffeur maar weigerde dit alles, tot spijt van zijn kinderen. Hij wantrouwde de luxe en nog veel meer een mondain leven.  Met zijn oude fiets reed hij naar zijn studenten in de universiteit, naar zijn patiënten in het hospitaal en naar het Elysée waar hij door president Pompidou herhaaldelijk werd ontvangen. Hij was, zoals zijn vader, een actief lid van de vereniging van de heilige Vincentius a Paulo. (https://www.ssvpglobal.org/en/) Daarom weigerde hij ook privé consultaties te houden, waarvoor hij veel meer geld kon vragen. Hij bleef iedereen in het hospitaal ontvangen aan het gewone tarief. 

Vanuit een “wetenschappelijk paradijs” in Washington, nl. het Kennedy Institute en de Georgetown Medical School kreeg hij in 1977 het aanbod om er visiting professor  te worden. Hij noemde dit zelf een “wetenschappelijk Eden” maar wees dit toch af omdat hij al zijn energie wilde besteden aan  het zoeken naar een therapie om de chromosomale afwijkingen bij kinderen te genezen. En dat kon hij best in Parijs.  Hij leefde niet voor zijn wetenschappelijke carrière en gaf zijn persoonlijke belangen op om de met de dood bedreigde gehandicapte kinderen te verdedigen. Daarom verzette hij zich openlijk tegen de eugenetische geest, die steeds meer aanvaard werd in de hoogste wetenschappelijke kringen en die kinderen met een chromosomale afwijking in de moederschoot wilde doden. Zijn toespraak in San Francisco (1969) bij het ontvangen van de hoogste onderscheiding in  de genetica, de William Allen Memorial Award, was tevens een evangelisch getuigenis, een hymne aan het leven. Hij verkoos, zoals hij zelf schreef,  eerder zijn “Nobelprijs de nek te breken”, dan in te stemmen met het doden van gehandicapte kinderen. Als christelijke wetenschapper hield hij onverbiddelijk vast aan zijn  helder geweten. De eerste regel van de eed van Hippocrates leert: ”primum non nocere” (vooreerst niet schaden). En in de tien geboden las hij: “Gij zult niet doden”. Hij zag hierin een dubbel “non possumus” (wij kunnen niet zwijgen),  verwijzend naar de houding van de apostelen Petrus en Johannes aan wie de joodse overheden verboden nog over Jezus te spreken (Handelingen 5). Met de verwondering die de heilige Johannes uitdrukte in het begin van zijn Evangelie keek hij naar de “ontvangenis” van ieder mens. Zijn elementair credo van de genetica: “In het begin is er een boodschap, deze boodschap bevindt zich in het leven en deze boodschap is het leven en indien deze boodschap een menselijke boodschap is, dan is dit een menselijk leven”.

Jérôme Lejeune werd gedreven door een christelijke hoop die hem tot een heldhaftige inzet leidde.  Hij besefte dat de aanslag op het leven van gehandicapte kinderen een georganiseerde, ideologische  aanval was op juridisch en politiek vlak én in de media en begreep dat de strijd eigenlijk al verloren was. Toch bleef hij luid getuigen en schreef een straffe Déclaration des médecins de France die uiteindelijk 18.000 handtekeningen kreeg. Een gewetensvol geneesheer verzorgt moeder én kind, vond hij. Hij voorzag dat de abortuswetgeving (1973) een doodscultuur wordt:  door abortus doden ouders hun kinderen, door euthanasie zullen kinderen hun ouders doden.

De enige manier om zieke kinderen te redden, zo besefte hij, is hen genezen. Dat zal steeds meer zijn inzet en hoop worden. Hij wordt de apostel van de gehandicapte kinderen en zal daarom ook fanatiek  bestreden worden. Tijdens zijn conferentie in het Institut Catholique de Paris (5 maart 1972) zwaaiden tegenstanders met een pancarte: “Dood aan papa Lejeune en zijn kleine monsters!”

Dokter zijn beschouwde hij als zijn roeping maar onderzoeker werd hij uit innerlijke drang. Hij werd wereldwijd gemarginaliseerd, zijn medewerkers verlieten hem, alle officiële subsidies werden hem onttrokken en op 54 jarige leeftijd zit hij in een laboratorium waarvan de meubelen hem zelfs ontnomen werden. Toch zocht hij verder naar de genezende remedie. Hij was af en toe enthousiast en dacht dicht bij de oplossing te zijn, waarna de ontgoocheling volgde. Dan was hij beschaamd om zijn beroemdheid, waardoor 96% van die gehandicapte kinderen in de moederschoot gedood werden. Immers, dank zij hem kon nu trisomie 21 ontdekt worden. Dit was voor hem een zwaar kruis.

Neen, tegen alle verwachting in, heeft hij niet het middel gevonden om deze zieke kinderen lichamelijk te genezen. Het wonder van zijn leven was echter dat hij wel de harten genas. Hij bleef zoeken,  hopen en vooral getuigen van de waardigheid van deze kinderen. Hierdoor werden duizenden kinderen, moeders en gezinnen uit vele landen door hem aangetrokken. Zij vonden bij hem een nieuw leven. Hij erkende het intellectueel tekort van deze kinderen maar toonde tegelijk dat de ”ziekte van de geest” die deze kinderen wil doden, veel erger is. Op heldhaftige wijze beleefde hij het woord van Jezus:  “Al wat je een van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je Mij gedaan” (Matteüs, 25, 40). Door zijn liefde gaf hij kinderen, moeders en hele gezinnen hun waardigheid terug. Massaal velen getuigden dat het contact met hem hen deed herleven. Hij leefde om anderen leven te geven. Zelfs als hij al zwaar fysiek leed en door Paus Johannes Paulus II benoemd werd tot eerste voorzitter van de Pauselijke Academie voor het leven schreef hij hiervoor nog de statuten. In het aanschijn van de dood wilde hij niet dat zijn dochter de deur zou sluiten van een half dove gebuur in het ziekenhuis, die zijn tv keihard had staan “omdat die man zich dan nog eenzamer voelt”. Hij ontving zijn vrouw, kinderen en broers en nam afscheid. Toen hij in doodstrijd kwam wilde hij niet dat zij opnieuw geroepen werden. Hij had gezien hoe zijn vader gestikt was en wilde zijn geliefden dit besparen. Op paasmorgen 3 april 1994 om 6.30 u is hij gestorven. Hij leefde én stierf met Christus om met Hem te verrijzen. (Aude DUGAST, Jérôme Lejeune. Portrait spirituel au fil des vertus, Salvator, 2021).

 P. Daniel, Mar Yakub, Qâra, Syrië, 29.7.2022

Van Mar Yakub naar Mar Moussa

Nadat wij op 6 januari 2022, het feest van de Openbaring, de Syrisch-katholieke gemeenschap van Mar Moussa bij ons ontvangen hadden, werden wij als orde van de Eenheid van Antiochië van Mar Yakub door hen hartelijk ontvangen op woensdag 20 juli 2022, het feest van de grote profeet Elias.  Ook de drie meisjes van S.O.S. Chrétiens d’ Oriënt die bij ons waren, gingen mee. Het werd een dag van wederzijdse geestelijke bemoediging.

Het klooster van Mar Moussa,  hoog in het gebergte, op 17 km van het centrum van Nebek, werd gesticht door de heilige Mozes (vandaar Mar Moussa), de Ethiopiër, een  koningszoon, die rond 628 de marteldood zou gestorven zijn. De energieke Italiaanse jezuïet, Pater Paolo dal’Oglio heeft zich sinds 1982 ingezet voor de heropleving van  dit prachtig klooster en heeft het ook internationaal bekend gemaakt.

Lees verder

Een verslag uit Syrië zonder poco bril

Goede Vrienden,

Jérôme Lejeune (1926-1994) is een lichtend voorbeeld van een onkreukbare wetenschapper en een overtuigde christen. Met een Deense studente in Parijs, Birthe Bringstead, een Lutherse,  die uit volle overtuiging katholiek wordt, zal hij een gezin met vijf kinderen stichten. Op zijn vele reizen over heel de wereld zal Jérôme geen avond overslaan zonder dat hij aan zijn vrouw een verslag van de dag  geschreven heeft. Voor zijn kinderen, die vragen stelden, kon hij in de grootste drukte het nodige geduld opbrengen. En vonden katholieke collega’s, die in het buitenland waren, op zondag nooit een kerk, Jérôme wist altijd ergens een zondagseucharistie mee te vieren.

De richting van zijn leven kreeg hij in 1952 op 26-jarige leeftijd. Zelf wilde hij zich ergens als eenvoudige dorpsdokter vestigen. Prof. Raymond Turpin, de vader van de Franse pediatrie, vroeg hem echter zorg te dragen voor de kinderen met een genetische afwijking (toen nog “mongooltjes” genoemd). Lejeune wijdde zich aan hen met al zijn energie en ontdekte in 1958 dat de oorzaak van het syndroom van Down, een overtallig chromosoom is, trisomie 21. De genetica geraakte plots op een hoger niveau en de oorsprong werd gevonden van verschillende ziektes, verbonden met een chromosomale afwijking.

“Vous qui êtes pour la famille, on se moquera de vous, on dira que vous êtes démodés, on dira que vous empêchez le progrès de la science… “

Hij werd als de grootste geneticus wereldwijd erkend. Men wilde de door hem ontdekte ziekten zijn naam geven. Hij wees dit af omdat het geen enkel nut voor de patiënten zelf meebracht. Over heel de wereld werd hij uitgenodigd als spreker op wetenschappelijke congressen en zijn toespraak was altijd kort, krachtig en helder. Van 1959 tot 1969 sprak hij op 50 wetenschappelijke congressen en wees daarbij nog verschillende uitnodigingen af. Alle mogelijke wetenschappelijke organisaties wilden hem eren of een ereplaats geven in hun vereniging.

Hij werd uitgenodigd door de VN en door het Vaticaan. Hij was de eerste  die als Vaticaans gezant naar de Sovjet-Unie reisde en L. Breznev bezocht om hem te waarschuwen voor de gevolgen van een atoomoorlog. Hij ontving de President Kennedy prijs (1962) en kreeg het schitterend tenue van academicus met zwaard van de “Académie des Sciences morales et politiques” (1982). Hij werd eredoctor van de universiteiten van Düsseldorf (D), Navarra (Spanje), Buenos Aires (Argentinië) en de Pauselijke Katholieke Universiteit van Chili. Hij werd de grote vriend van Johannes Paulus II en de eerste voorzitter van de Pauselijke Academie voor het leven, waarvoor hij de statuten schreef.  Op 13 mei 1981 mocht  hij samen met zijn vrouw ontbijten  met de paus. Terug in Parijs vernam hij de aanslag op de paus, waarbij  in een eerste bericht verkeerdelijk werd meegedeeld dat Johannes-Paulus II dood was. Jérôme kreeg een zodanige schok  dat hij naar het ziekenhuis moest gevoerd worden voor een dringende operatie.  

Inmiddels beseft hij zeer goed dat er in de wereld van de wetenschap een morele verschuiving aan de gang was, die abortus, experimenten op embryo’s en euthanasie goed gezind was. In 1969 ontvangt hij in Californië de hoogste onderscheiding ter wereld voor genetica, de William Allan Award van de American Society of Human Genetics.  De organisatoren vragen hem in zijn rede geen melding te maken van zijn katholiek geloof. Jérôme antwoordt dat hij zal zeggen wat hij denkt te moeten zeggen. Hij pleit voor het samengaan van moraal met wetenschap en verzet zich tegen abortus. Doden is niet de taak is van de geneeskunde, zo vervolgt hij. Een land dat zijn kinderen doodt, doodt zijn eigen ziel. De kwaliteit van een beschaving hangt af van de wijze waarop ze zorg draagt voor haar meest kwetsbare leden. En vanaf het ogenblik dat 23 chromosomen van de vader zich verenigen met de 23 chromosomen van de moeder, begint de unieke geschiedenis van een nieuwe mens. Alles is vanaf de conceptie gegeven.

Ziedaar enkele gedachten uit zijn toespraak, waarop een ijzige stilte volgde. Geen applaus, geen felicitatie, geen handdruk. Het is het begin van een internationale wetenschappelijke boycot tegen hem.  Volledig bewust van de gevolgen van zijn  houding schrijft hij die avond aan zijn vrouw: “Vandaag heb ik de Nobelprijs verspeeld”.

Lees verder

Een verslag uit Syrië, zonder poco bril

Goede Vrienden,

Van de heilige Norbert van Gennep, ook Norbert van Xanten genoemd, stichter van de orde van de Norbertijnen of van Prémontré, gaven we vorige maal de hoofdlijnen van zijn leven. Ziehier zijn laatste levensfase.

In juni 1126 hield koning Lotharius III in Spiers een rijksdag met de Duitse vorsten en benoemde Norbert tot aartsbisschop van Maagdenburg.

Deze “investituur” werd hem met geweld opgedrongen. Tegen wil en dank werd hij een van de machtigste kerkvorsten van het Duitse rijk. Toch blijft Norbert zichzelf. Blootvoets en met een schamele mantel komt hij aan in zijn aartsbisschoppelijk paleis. De portier wil deze zwerver wegjagen tot hij begrijpt dat het de nieuwe aartsbisschop zelf is. Ook hier zal hij gedurende acht jaar als boeteling en kloosterling een radicale hervormer zijn, wat allerminst in dank wordt aanvaard. Hij begint met het financieel beleid te zuiveren. Het kapittel van O.L. Vrouw van Maagdenburg wordt overgedragen aan Prémontré. Hij hervormt verder nog de seculiere kanunniken en een benedictijnerklooster. Twee moordaanslagen vanwege eigen huisgenoten kan hij overleven.  Dan volgt er een ware volksopstand van heel de stad tegen hem. Norbert wordt aangevallen maar blijft ongedeerd en kan te paard vluchten. Later kan hij toch de vrede herstellen. Norbert excommuniceert de opstandelingen en ze tonen berouw.

Norbert was veel van huis weg. Hij bemiddelde in de strijd tussen paus Innocentius II en Anacletus II, waarbij hij kiest voor de eerste. Hij trekt ook op met het leger van Lotharius III om Innocentius II in Rome te doen zetelen. De Romereis van 1133 heeft Norbert uitgeput en hij kon slechts met moeite terug in Maagdenburg geraken. Vier maanden lag hij ziek te bed en celebreerde op Pasen, 15 april voor het laatst, zittend, de Eucharistie. Wanneer hij op 6 juni 1134 stierf, waren er meer dan honderd norbertijnen gemeenschappen.

Hij was een voorvechter van de “gregoriaanse hervorming”, die ijverde voor de vrijheid van de kerk tegenover de burgerlijke macht en de hervorming van de clerus. Hij was kloosterstichter, vredestichter, monnik, bestuurder en diplomaat in de keizerlijke rijkskerk, asceet, wanderprediger. Tenslotte is hij ook de patroon van de mislukkingen. Zijn eigen  kapittel van Xanten kon hij niet hervormen en moest zijn toevlucht zoeken in N. Frankrijk. En als aartsbisschop in Maagdenburg moest hij met een ware revolutie tegen hem afrekenen.

Vrij algemeen wordt nog aanvaard dat de moderne tijd begon in 1500 met de ontdekkingsreizen en het kolonialisme, boekdrukkunst, Renaissance en humanisme, een terugkeer naar de klassieke oudheid… en dat de bekroning dan kwam in de 18e eeuw met de “Verlichting”. Steeds meer historici ontdekken dat de “Verlichting” vooral een verduistering was, die  onze oorsprong heeft afgenomen, ons eennieuwe moraal heeft opgedrongen en van ons ontwortelde wezens heeft gemaakt (Bertrand Vergely, Obscures lumières. La révolution interdite, Editions du Cerf, Parijs, 2018,). Vervolgens blijkt dat ook de moderne tijd al in de 12e eeuw, de tijd van Norbert werd voorbereid.  Er vonden toen belangrijke veranderingen plaats in de landbouw, de economie, de samenleving die op hun beurt de mentaliteit, cultuur en godsdienstbeleving beïnvloed hebben. Overigens, precies een eeuw na Norbert zal de heilige Franciscus van Assisi  (+ 1926) deze beweging van streven naar authentiek evangelisch leven uitbreiden tot alle gelovigen.

Lees verder

Tot in Pakistan is Geert Wilders bekend… met alle gevolgen van dien

U zal zich de fatwa herinneren die tegen Salman Rushdie uitgesproken werd omwille van zijn boek ‘Satanic Verses’ of De Duivelsverzen in het Nederlands… Nu dus ook tegen Geert Wilders.

En de Tunesische president Saied wordt met de dood bedreigd omdat hij in de nieuwe versie van de grondwet, waarover de bevolking in een referendum mag beslissen, geen verwijzing naar de islam wil opgenomen zien. https://english.alarabiya.net/News/north-africa/2022/06/24/Tunisia-s-interior-ministry-confirms-threats-to-President-Saied-s-life-foils-attack

Zie vorige berichten hierover: Een seculier Tunesië? (2) | Golfbrekers (klik onderaan voor (1)

Quo vadis, Syria?

Een blik in het christelijk verleden van Syrië, in een wereld van charismatische kluizenaars in de woestijn, van devotie in monumentale kloosters, van vervolging en overlevingsdrang. Kortom: een blik in het Syrië dat bij ons quasi onbekend is.

Deel 2

Tegen de zesde eeuw had het Syrische kloosterleven zijn gouden eeuw bereikt.  Wilde een nederzetting een respectabele naam en faam bereiken, dan moest deze in de nabijheid van een klooster, pakweg binnen een straal van 2,5 km – liggen. De monniken evangeliseerden het omliggende gebied.  Jebel Barisha, bijvoorbeeld, beslaat ca. 212 km2, een regio waarin 63 kloosters geïdentificeerd werden; de meeste eerder klein, met slechts 7 à 15 monniken per klooster. Enkele grotere kloosters ontstonden in de Apameastreek (in de buurt van de huidige Syrische stad Hamah) waarvan Theodoret ons vertelde dat twee kloosters 400 “atleten van de deugd” huisvestten, zoals hij ze noemde.

Ook de bedevaartkloosters waren enorm groot. De 11e-eeuwse Arabische historicus Ibn Butlan meldde ons dat de bijgebouwen van St. Simeon de Jonge van de Wonderbaarlijke Berg, ca. 26 km ten zuiden van Antiochië, een gebied zo groot als de helft van Bagdad omvatten. In zijn monumentale studie “The Christian Art of Byzantine Syria” (1995) schat de Spaanse geleerde Ignacio Peňa dat de monniken tussen de 4% en 6% van de bevolking vertegenwoordigden in de zogenaamde Dode Steden, een opmerkelijk hoog percentage, wat wijst op hun belang in de gemeenschap.

Syrische monniken wijdden een groot deel van de dag aan gebed maar ook aan werk, het samenlevingsmodel dat later werd overgenomen door het Benedictijnse programma van Ora et Lavora (bidden en werken). De meeste handenarbeid hield verband met landbouw. St. Johannes Chrysostomus beschreef de 5de eeuwse Syrische monniken als volgt: “zij ploegden het land, plantten en bewaterden bomen en planten, weefden manden en naaiden zakken.” Geleidelijk evolueerden ze verder dan slechts het voorzien in hun eigen onderhoud. Zij werden instellingen met economische, welzijns- en culturele belangen. Ze omheinden ontgonnen gronden en plantten olijfbomen op de nabijgelegen hellingen – soms op een bijna industriële schaal, zoals het klooster van Breij. Sommige kloosters boden werk, huizing en opleiding in de landbouw aan arbeiders, die op deze manier bijdroegen aan de economische ontwikkeling van de streek, wat dan weer op termijn leidde tot de groei van uitgebreide nederzettingen rond de kloosters.

Intussen waren de monniken ook voorvechters van kennis en de bibliothecarissen van de klassieke cultuur geworden. Alleen degenen die konden lezen werden toegelaten en talrijke monniken kregen een klassieke opleiding in de meest prestigieuze scholen van het Oosten, zoals Edessa, Antiochië en Nisibis. De belangrijkste kloosters stonden aan de leiding van scholen waarin theologie, de heilige geschriften en de wetenschappen werden onderwezen, waaronder de filosofie van Aristoteles, Plato en de neo-platonisten alsook geneeskunde volgens Claudius Galenus , retorica, grammatica, geschiedenis, wiskunde, muziek en astronomie. Syrische literaire bronnen maken melding van 23 kloosterbibliotheken verspreid over de regio en een Syrisch manuscript maakt ons bekend met het klooster in Tell ‘Ade, in het midden van het kalkstenen massief van de Dode Steden, – we citeren – “dit klooster is een centrum van exegeten, lezers, onderzoekers, geleerden, artsen, visionairs en filosofen.”

Lees verder

“… Men mag nooit vergeten dat een gebrek aan geloof gevaarlijk is…

… als je niet gelooft dat er ooit een dag des oordeels komt en dat je verantwoordelijk zal gehouden worden voor je daden voor God, dan zal je ervan uitgaan dat eender wat je doet, je wel ermee zal wegkomen…”

Een klein citaat van Judit Varga, Hongaarse ministerin van defensie, uit haar toespraak op de I & D conferentie in Antwerpen. Wij buigen eerbiedig het hoofd. Wie doet het haar na, in dit wegglijdend Vlaanderen? Welke politicus, welke geloofsvoorganger geeft ons deze boodschap ter overweging van onze daden?

Judit Varga… dank dat je probeert ons op het juiste pad te houden. Hopelijk moeten we uiteindelijk niet vluchten naar het oosten, naar Hongarije. Als eerbetoon dit lied:

Een verslag uit Syrië, zonder poco bril

Goede vrienden,

Op 6 juni 1134 stierf Norbert van Gennep. Op Kerstmis 1121 legden enkele gezellen met Norbert hun geloften af in Prémontré (N.- Frankrijk). Zo vierde de norbertijnenorde vorig jaar haar 900 jarig bestaan, zij het in mineur wegens de corona-hysterie. De heilige Norbert heeft onder de clerus een beweging teweeggebracht van een terugkeer naar een authentiek evangelisch leven. Norbert was een wonderlijke en avontuurlijke voorloper, die als Godzoeker niet alleen op zijn tijdgenoten een grote indruk maakte, maar eveneens in deze tijd van grondige veranderingen bijzonder actueel blijft. Ziehier een eerste deel over zijn leven. Volgende keer geven we de laatste fase van Norberts’ leven samen met enkele persoonlijke beschouwingen.

U vindt meer beeldmateriaal over 900 jaar Norbertijnen op het YT-kanaal https://www.youtube.com/c/CloseLineProjects

Norbert wordt geboren (tussen 1080 en 1085) in  een adellijke familie van Heribertus en Hadewijch, “de heren van Gennep”. Als edelman kreeg hij de erebaan van “kanunnik van Xanten”, waardoor hij een goed inkomen verwierf door het systeem van de prebende (Latijn: praebere = toekennen, nl. van kerkelijke inkomsten). Hij kreeg dus kerkelijke goederen toegewezen. Zowel aan het hof van de machtsbeluste Duitse koning Hendrik V als aan het hof van zijn rivaal, de machtige aartsbisschop Frederik I van Schwarzenburg, was hij goed thuis. Aan beide hoven genoot hij van aanzienlijke inkomsten en bovendien van een hoog aanzien.

In het jaar 1115 komt er plots en onverwachts een grondige ommekeer, in de stijl van de heilige Paulus. Hij rijdt in vol ornaat naar het kanunnikessen klooster van adellijke dames in Vreden om de abdis, die hij aan het hof ontmoet had, te bezoeken. Onderweg breekt  echter een zwaar onweer los en de bliksem slaat vlak voor zijn paard in. Norbert wordt van zijn paard geworpen en blijft een tijd bewusteloos op de grond liggen. Wanneer hij opstaat is hij een ander mens. Hij wil breken met zijn mondain leven onder klerikale schijn en trekt zich terug van het leven aan het hof. Hij draagt voortaan een kleed van ruwe, ongeverfde wol, ontdoet zich van zijn goederen en predikt een leven van boete en bekering.  Hij vraagt de priesterwijding en wordt op één dag diaken en priester gewijd. Hij gaat om raad en leiding naar abt Cuno I van de benedictijnenabdij van Siegburg, waar hij zich gedurende 40 dagen terugtrekt. 

Wat deze abt in zijn abdij bewerkt had, wil hij nu ook in Xanten onder de kanunniken bereiken. De kanunniken vragen wel of hij het hoofd van hun college wil worden, maar  nadat Norbert zijn levensdoel heeft voorgesteld is hun antwoord: “Neen, wij willen liever op een normale manier sterven”! Een van hen spuwt hem in het gezicht.

Norbert was een zoektocht begonnen naar een nieuwe levensvorm van authentiek evangelisch leven. Tussen 1115 en 1118 trekt hij naar de gemeenschap van reguliere kanunniken in Kloosterrade (Rolduc) in het huidige Nederlandse Zuid-Limburg. Daar vond hij Albertus van Antoing (bij Doornik) die eveneens van adel was en nu eenzelfde hervorming nastreefde. De kanunniken leefden daar onder de regel van de heilige Augustinus volgens de strenge “Ordo monasterii” met nadruk op vasten, nachtelijk koorgebed en handenarbeid. Verder had Norbert nog contact met een zekere kluizenaar Lidulphus, die een voorbeeldig leven van armoede en versterving leidde en vrijmoedig de misbruiken in de Kerk aanklaagde. Deze kluizenaar genoot een groot gezag maar kreeg ook veel weerstand vanuit kerkelijke kringen. Zo verging het eveneens met Norbert.  Hij had zich voor twee jaar teruggetrokken in een kluis, even buiten Xanten op de Fürstenberg voor een leven van waken en  bidden, Schriftlezing, boete en versterving. Ook hij kreeg kritiek en men vroeg hem: ben je nu kanunnik of monnik? Hij beroept zich op het evangelie.

Nvdr: meer info over dit thema vindt u in de gratis pdf: Het_middeleeuwse_kastelenlandschap_van_het_Oversticht

Als “wanderprediger”, wandelende predikant, gaat Norbert op tocht, eerst naar Hoei en dan naar Zuid-Frankrijk waar hij paus Gelasius II ontmoet, die gevlucht was voor keizer Hendrik V. De paus geeft Norbert toestemming om overal te prediken. Hij trekt met 3 gezellen naar Orléans en dan naar Valenciennes, waar alle drie gezellen in één week door ziekte sterven. Van 1119 tot 1121 trekt hij door Frankrijk en predikt voor grote groepen. Op menige plaatsen waar haat leefde tussen bepaalde groepen, bewerkte hij vrede en verzoening. Hij pleit voor een vrije en zuivere Kerk. In de paasweek van 1119 voegt Hugo van Fosses zich bij hem. Hij zal de architect van de orde worden. Er sluiten nog volgelingen aan zoals Evermodus, een jongeman uit Kamerijk die later bisschop van Ratzenburg zal worden en een zekere Antonius. Norbert zoekt de nieuwe paus Calixtus II op en krijgt weer de toestemming om overal te prediken. Bovendien wordt hem de bisschop van Laon als beschermheer toegewezen. Norbert wil zich ergens vestigen en kiest uiteindelijk Prémontré (Noord-Frankrijk).

Lees verder

Quo vadis, Syria?

Een blik in het christelijk verleden van Syrië, in een wereld van charismatische kluizenaars in de woestijn, van devotie in monumentale kloosters, van vervolging en overlevingsdrang. Kortom: een blik in het Syrië dat bij ons quasi onbekend is.

Deel 1

Aan het einde van de vierde eeuw reisde een dame genaamd Egeria, waarvan sommigen denken dat ze tot de familie van de Romeinse keizer Theodosius de Grote (347-395) behoorde, van Spanje naar Palestina, Egypte en Syrië. Ze hield een dagboek bij van haar reizen, de eerste in zijn soort, gericht aan haar ‘medezusters’ thuis: “Ik wilde naar Mesopotamië in Syrië gaan, volgens de wil van God, om de heilige monniken te zien die, zo werd gezegd, zeer talrijk waren en van zo’n heiligheid dat het moeilijk beschreven kan worden.” Voor de geïnteresseerden: er is een pdf-vertaling in hedendaags Engels beschikbaar.

Ze was niet de enige. Toen het christendom zich begon te verspreiden na de Grote Vervolging (303-11) en het Romeinse Rijk de nieuwe religie officieel aannam in 313, werden talrijke westerse geleerden en pelgrims aangetrokken door het diepe spiritualisme van Syrië, gretig om te leren van wat algemeen werd erkend als de veel meer ontwikkelde religieuze centra van het Nabije Oosten. Tegenwoordig is het bekendere Egyptische kloosterleven dat aandacht krijgt, vooral de woestijnvaders, waaronder St. Antonius, uit de derde eeuw. Het vroege Syrische kloosterleven der monniken en diens invloed op Europa werden verwaarloosd, waarbij de Syrische diaspora in het Westen tijdens de eerste eeuwen van het christendom eveneens over het hoofd werd gezien. Recente wetenschappelijk onderzoek is gestart deze onevenwichtigheid te herstellen,  hoewel er nog veel werk te doen is. Naast pelgrims zoals Egeria die naar het oosten trokken, vonden  er ook verrassend veel gedocumenteerde reizen in de andere richting plaats.

Syrische kooplieden en monniken zetten koers naar Europa en brachten manuscripten, artefacten en een nieuwe levenswijze met zich mee. Zij verspreidden tot in de verste uithoeken van de westerse wereld hun religieuze en artistieke kennis, en bovendien hun architecturale invloed. De kerken, kathedralen en religieuze praktijken die we vandaag de dag in Europa zien, dragen nog steeds de sporen van dit nog ouder verleden. Het is een culturele schuld die erkenning en waardering verdient, vooral gezien de voortdurende oorlog in Syrië die veel van dit kostbare erfgoed heeft vernietigd. En wat er overblijft, loopt gevaar naarmate deze langer duurt.

Ten westen van Aleppo, in Idlib, bevindt zich een regio, die bekend staat als de Dode Steden, met een verbazingwekkende – hier onbekende – schatkamer van meer dan 2.000 vierde-, vijfde- en zesde-eeuwse kerken geconcentreerd in 820 nederzettingen, verspreid over het kalkstenen massief. Ze bevinden zich echter in Idlib, waar momenteel zo’n 3 miljoen tegenstanders van de Syrische regering, “rebellen”, radicale moslimterroristen van verschillende groepen, in hoofdzaak de Syrische poot van al-Qaeda, de plak zwaaien, hierbij geholpen door de Turken.

Op 19.11.2019 beschreven wij de christelijke nederzettingen die waarschijnlijk stilaan zullen verdwijnen onder het zand der onverdraagzaamheid der moslimterroristen in Idlib.  https://www.golfbrekers.be/op-zoek-naar-christelijke-wortels/

Deze opmerkelijke vroege ruïnes van het Byzantijnse Rijk weerspiegelen de grote welvaart van die eens bloeiende nederzettingen. Hun rijkdom was gebaseerd op de handel in olijfolie en wijn, in een tijdperk dat samenviel met de economische achteruitgang van Italië, Spanje, Frankrijk en Noord-Afrika, veroorzaakt door de “barbaarse” invasies die leidden tot de geleidelijke desintegratie van het West-Romeinse Rijk. Syrië was het baken van vroegchristelijke vroomheid en beschaving waar pelgrims, geleerden en kooplieden samenkwamen. De heilige Hiëronymus zelf, vader van de Bijbel en samensteller van het Nieuwe Testament, bracht twee jaar door als kluizenaar in de Chalcis-woestijn bij Aleppo, aangetrokken door de ongelooflijke ascetische levensstijl van Syrische monniken.

Terwijl hij daar was, schreef Hiëronymus in 375 een reeks van zeer invloedrijke brieven, die onder zijn vrienden in de aristocratische elitekringen van Rome circuleerden. De reputatie van Syrië als bestemming voor de vromen en geleerden werd bezegeld. Geen wonder dus dat monniken uit Ierland naar Syrië werden gestuurd (zo vertelt St. Adamnan, biograaf van St. Columba (521-97), om meer te weten te komen over hoe de oorspronkelijke heilige monniken leefden en hoe deze gemeenschappen de allereerste kloosters bouwden. Geïnteresseerden kunnen deze scriptie lezen: De Hiëronymus brieven in het Middelnederlands en/of de tekst van de St. Columba-biografie door St. Adamnan.

Vóór de officiële goedkeuring van het christendom in het Romeinse Rijk, was het martelaarschap hetgene dat de meest fervente vroege christelijke gelovigen had aangetrokken, maar dergelijke dramatische geloofsuitingen waren niet langer relevant zodra de christenvervolging eindigde. Buiten het martelaarschap was een leven van extreme onthouding en zelfkastijding hét bewijs van een pure geloofsbeleving, wat dan weer volgelingen van een ander soort aantrok.

De eerste monniken verschenen in Syrië direct na de Grote Vervolging met bijna theatrale prestaties van degenen die zichzelf veroordeelden tot een leven van zelfkastijding, staande op hoge torens of pilaren waarop ze predikten. Verhalen verspreiden zich wijd en zijd over hun buitengewone heldendaden, zoals een leven blootgesteld aan de natuur, winter en zomer, zonder beschutting of zonder slaap. Tot op heden werden er meer dan 100 van deze smalle torens, met slechts een paar spleetvensters per stuk, als dusdanig door archeologen in Syrië geïdentificeerd. Deze God-zoekende mannen leefden alleen in de woestijn als charismatische asceten met Moeder Natuur als bindmiddel.

St. Simeon de Oudere was de beroemdste en leefde 37 jaar op een zuil – het Griekse woord is ‘stylos’, dus daarom stond hij bekend als ‘de Stiliet’. In “A History of the Monks of Syria” (verkrijgbaar bij Amazon of Bol.com) beschreef de hedendaagse bisschop Theodoret van Cyrrhus (een Romeinse stad waarvan de ruïnes aan de Syrische kant van de huidige Syrisch-Turkse grens liggen) hem als “het grote wonder van de wereld, bekend bij alle onderdanen van het Romeinse Rijk.”.

Anderen waren zwervende kluizenaars bekend als de “saloi” (de dementerende), die van dorp naar dorp zwierven alsof ze bezeten waren door duivels.  De meest bekende was St. Simeon de Dwaas was, wiens ascetische levensstijl opgetekend werd door zijn tijdgenoot Leontius, de bisschop van Neapolis op Cyprus.

Lees verder

Een verslag uit Syrië, zonder poco bril

Goede Vrienden,

Op 30 mei vierden de Fransen – en wij met hen, – “de maagd (la Pucelle) van Orleans”, nl. de heilige Jeanne d’Arc, tweede patrones van het land, terwijl O.L. Vrouw Ten-hemel-opgenomen de eerste patrones is. Zij eiste respect voor de soevereiniteit van het land, voor Christus als de eigenlijke Koning en voor waarheid en rechtvaardigheid. Er zijn heiligen die, zij het op eigen wijze, eenzelfde deugd heldhaftig hebben beleefd, b.v. de evangelische armoede. Geen enkele andere heilige heeft echter een politiek-bovennatuurlijk programma uitgewerkt zoals Jeanne d’Arc.

Het merkwaardige leven van Jeanne d’Arc (6 januari 1412 – 30 mei 1431) heeft voor Frankrijk en ook voor onze tijd een bijzonder actuele boodschap. Ze werd geboren  in Domrémy, een dorpje van de Lorraine in Frankrijk, uit een eenvoudig arbeidersgezin waar ze vroom werd opgevoed. Op 13-jarige leeftijd kreeg ze leiding van de aartsengel Michael die haar door innerlijke stemmen voorbereidt op haar taak, nl. Frankrijk bevrijden van de Engelse bezetter en de Dauphin tot koning laten kronen. 

In 1429 was zij als zeventienjarig meisje aan het hoofd van de troepen die Orleans bevrijden. Op 17 juli van dat jaar werd de koning in Reims gekroond. Jeanne drukte hem op het hart dat hij slechts de vertegenwoordiger is van Christus, de ware Koning van Frankrijk en van de hele wereld. Zij vertrok opnieuw om andere plaatsen van de Engelsen te bevrijden. Ze werd gevangen genomen, aan de Engelsen verkocht en in een kerkelijk proces als ketter en afvallige ter dood veroordeeld. Op de oude markt van Rouen werd zij, 19 jaar oud,  op 30 mei 1431 levend verbrand terwijl ze riep: “Ik doe beroep op God en op onze heer de paus. Neen, neen, ik ben niet ketters en niet schismatiek maar een goede christen”. Haar laatste woorden waren “Jezus, Jezus”.

Een kwart eeuw later, in 1456 werd zij door een kerkelijk proces gerehabiliteerd. Pas in 1908 werd zij door paus Pius X zalig wordt verklaard. Pius XI verhief haar tot tweede patroon van Frankrijk. In 1920 werd ze door paus Benedictus XV heilig verklaard. Ziehier de boodschap van Jeanne d’Arc: “Ik ben naar de koning van Frankrijk gekomen vanwege God, de Maagd Maria en alle gezegende heilige mannen en vrouwen van het Paradijs en van de glorierijke Kerk van boven en haar opperbevel…De overwinning van het vaandel of van mij, komt helemaal toe aan Onze Heer” (Procès, t. I, blz. 176 en 182). (Ayroles Père J-B-J, S.J., Jeanne d’Arc sur les autels et la régénération de la France, Editions Saint-Rémi, 2009, 390 blz. (Nvdr: hier volledig te lezen in pdf); TOUCHET Cardinal Stanislas-Xavier, La Sainte de la Patrie, Editions Dominique Martin Morin,tome I, 1992, 478 blz. ; tome II, 1993,  464 blz.(Nvdr: tome I en tome II volledig te lezen in pdf))

De kern van het diep christelijke Franse volk samen met wat er nog rest aan christelijk geloof in Europa, kan niet anders dan in de boodschap van Jeanne d’Arc de oplossing aanvaarden voor al haar sociale, morele en politieke problemen.  De oplossing is niet van louter natuurlijke maar van bovennatuurlijk orde. Jeanne d’Arc werkte aan een politiek programma, nl. het herstel van de soevereiniteit van het land onder een koning. Hiermee deed ze echter niets anders dan de oude politieke constitutie van Frankrijk herstellen: Jezus Christus is de Koning! Zij vraagt ons nu: wat hebben jullie gewonnen door Jezus Christus buiten de  wet te stellen? Niet alleen Frankrijk maar ook de westerse landen moeten opnieuw bevrijd worden. Staat ook op de IJzertoren niet de Vlaamse spreuk: AVV-VVK (Alles voor Vlaanderen – Vlaanderen voor (K)Christus)?

Lees verder