“Vroeger móést je naar de kerk. Nu mag het bijna niet meer.”
Kristien Hemmerechts in Knack
Nvdr: Met enige vertraging wegens ons verblijf aan de Moezel en daarop volgende onmogelijkheid een artikel op onze webstek te plaatsen:
Goede Vrienden,
Als joods-christelijke wortels van ons mens-zijn behandelden we tot heden: we zijn geschapen naar Gods Beeld en Gelijkenis, met een (op aarde) onverzadigbaar verlangen (naar God), we zijn gewond door de oerzonde en hartstochtelijk bemind door God. Het is een grote verrijking wanneer we ons met deze eigenschappen een verantwoord beeld kunnen vormen over ons mens-zijn. Toch is het niet voldoende dat we dit alles verstandelijk begrijpen, het moet doordringen tot ons hart, het moet ons dagelijks leven zelf verwarmen. Jawel, het is allemaal Gods genade maar we moeten er zelf ook voor open staan. We dienen onze zeilen naar het blazen van Gods Geest te zetten.
“Hij die de bescherming geniet van de Allerhoogste, die in de schaduw van de Almachtige woont, hij zegt tot de Heer: ‘Mijn toevlucht, mijn burcht, mijn God op wie ik vertrouw’” (psalm 91, 1). Ziedaar een houding van zich gedragen en beschermd weten door Gods grote Liefde. Drie overtuigingen/houdingen kunnen dit vertrouwen versterken. God heeft ons bij onze schepping gans onze menselijke waardigheid gegeven: we zijn geschapen naar zijn Beeld. Door mijn verstand en vrije wil, mijn geweten deel ik in Gods leven. Niemand of niets kan deze waardigheid van mij wegnemen. Dit is een reden om altijd dankbaar te zijn, zoals psalm 139, 14 het uitdrukt: “Ik dank U om het wonder van mijn leven, om alle wonderwerken die Gij hebt gemaakt”.
Dankbaar zijn om onszelf en daarna ook dankbaar om allen en alles om ons heen. Het vraagt ook een blijde aanvaarding van onszelf zoals we zijn. Dit psalmvers kan dienen als een sterk geneesmiddel dat altijd en overal kan genomen worden en geen enkele negatieve bijwerking heeft. De tweede houding is deze: met mildheid kijken naar onze eigen fouten, gebreken, tekorten, zonden en beperktheden. We zijn niet volmaakt. We zijn gewond door de zonde. We doen en zeggen soms dingen die helemaal niet goed zijn. Soms willen we niet eens kwaad doen en we doen het toch. Er is een ontwrichting in ons, waaraan wij ook zelf meewerken. We dienen nederig onze verantwoordelijkheid te erkennen en trachten het kwade te herstellen en in de toekomst te vermijden. Niet met een depressief fatalisme maar met een zekere mildheid tegenover onszelf. Wanneer God, die veel groter is dan je hart, je vergeeft, moet je jezelf ook vergeven en niet blijven veroordelen. Laat je grote of kleine blunders in het sacrament van de verzoening achter en blijf ze niet meedragen. Wees vergevingsgezind ook tegenover jezelf en erken eenvoudigweg: kijk, dat ben ik in mijn beperktheid.
Lees verderGoede Vrienden,
De vierde eigenschap van ons mens-zijn is: wij zijn hartstochtelijk door God bemind. God houdt van ons niet “ondanks “ onze zonde, maar we zouden bijna zeggen “omwille” van onze zonde, nl. omdat onze ellendige toestand Gods barmhartigheid nog meer aantrekt. In die zin spreekt de liturgie van Goede Vrijdag van “gelukkige schuld” (“Felix culpa”). Over de “Dienaar van God”, de voorafbeelding van Jezus Christus, schrijft de profeet Jesaja: “Waarlijk, het waren onze ziekten die Hij op zich nam, en onze smarten die Hij heeft gedragen” (Jesaja 53, 4). Onze schuld en schande zijn een bijzondere uitdaging voor Gods goedheid en barmhartigheid.
Heel de Bijbel openbaart een God, Schepper en Vader, die oneindige liefde is. Deze liefde is het antwoord op alle vragen: waarom Hij de wereld heeft geschapen alsook ons naar zijn Beeld, waarom Jezus mens geworden is en ons verlost heeft… De heilige Paulus begint zijn belangrijkste brief en de enige brief waarin hij systematisch zijn Evangelie uiteenzet, met de uitroep: “God heeft u lief” (Romeinen 1, 7). Het is zijn “kerugma”, de korte samenvatting van heel zijn boodschap, als de bazuinstoot van een heraut. Hij wil dat we ons opnieuw laten verwarmen door het vuur van Gods liefde en dat we herontdekken dat we Gods geliefden zijn. Dit “kerugma” herinnert ons aan de uitroep “wapenstilstand” aan het einde van Wereldoorlog II. Mensen liepen de straat op, omhelsden elkaar en begonnen te dansen. We wisten niet wat er eigenlijk gebeurd was of welke de voorwaarden waren, maar het voornaamste hadden we begrepen: de ellende van de oorlog is voorbij. En na het “kerugma” volgt dan de volledige uitleg: de catechese, waardoor de kernboodschap verdiept en verstevigd wordt. De heilige Johannes voegt er bij dat het God is die ons eerst heeft liefgehad.
De Schrift tracht met verschillende beelden Gods liefde uit te drukken. Laten we vooraf stellen dat deze beelden menselijke voorstellingen zijn die eigenlijk nog veel meer verhullen dan ze openbaren, maar ze geven een richting aan. “Met zachte leidsels heb Ik hen gemengd, met teugels van liefde” (Hosea 11, 4). “Gij die werd opgetild vanaf de moederschoot, en sinds de geboorte gedragen. Tot aan uw oude dag blijf Ik dezelfde… Ik zal u torsen, Ik zal u redden” (Jesaja 46, 3-4). Het is de vaderlijke liefde die op de oorsprong wijst maar ook op goedheid en liefdevolle zorg, bescherming en veiligheid biedt. Het oorspronkelijke Bijbelse beeld van “vader” (Hebreeuws: av) heeft niets met de moderne opvatting van een overheersend paternalisme te maken, maar alles met intieme verbondenheid en het innige verlangen om zich te geven. “Zal een vrouw haar zuigeling vergeten, een liefhebbende moeder het kind van haar schoot? En zelfs als die het zou vergeten, Ik vergeet u nooit! Zie in mijn handpalmen heb Ik u geschreven” (Jesaja 49, 15-16). “Zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik u troosten” (Jesaja 66, 13). (Ezechiël 16, 62-63). Deze moederlijke liefde is tedere nabijheid, vergeving, medelijden. Ze komt voort uit haar binnenste, uit de plaats waar het kind ontstaan is. Daarom betekent hetzelfde Hebreeuwse woord “rechem” (mv. rachamim”) tegelijk moederschoot én barmhartigheid, medelijden. Dit suggereert dat we opnieuw moeten geboren worden “uit de moederschoot van Gods barmhartigheid”. Jezus zegt tot Nicodemus: “Gij moet opnieuw (Grieks: anoothen = ‘opnieuw’ én ‘’vanuit de hoge’!) geboren worden” (Johannes 3, 7). Ook de barmhartige Vader uit de parabel van de verloren zoon, door Rembrandt geschilderd, schijnt zowel vaderlijke als moederlijke liefde uit te drukken.
Lees verderFelix Mendelssohn schreef deze mooie muzikale vertolking van psalm 91: “Denn er hat seinen Engeln befohlen”
“Denn er hat seinen Engeln befohlen über dir, dass sie dich behüten auf allen deinen Wegen, dass sie dich auf den Händen tragen und du deinen Fuß nicht an einem Stein stoßest.”
“Want Hij heeft zijn engelen opgedragen je te behoeden overal waar je gaat, je op handen te dragen opdat je je voet niet stoot aan een steen.”
Hoe “gematigd” zijn de Taliban intussen geworden? Mogen we de beloftes van hun persconferentie – amnestie, vrouwenrechten… – geloven? De belofte over de vrouwenrechten “voor zover voorzien binnen de islam”, laat aan de verbeelding niet veel ruimte over.
Mocht u twijfelen aan hun goede bedoelingen, herinner u dan dat de islam dé godsdienst van de vrede is.
De Taliban maakten van hun wensen geen geheim: “Het is ons vreedzaam recht, de islamitische rechtspraak in ons land door te zetten.” … Welke concrete wetten “eerst zullen verkondigd worden” zal de nieuwe regering beslissen. “Vrouwen zullen in het kader van de sharia leven”… Hoewel ze eerst beloofd hadden dat vrouwen zouden kunnen studeren en werken én ze zelfs voor deelname aan de toekomstige regering uitgenodigd hadden, werd er uiteindelijk beslist een naar geslachten opgedeeld schoolsysteem in te voeren.
Over het werk der journalisten: “We zullen het contact met de media onderhouden en zij zullen de mogelijkheid hebben vrij te werken”. De Taliban zullen echter niet toelaten dat de media “de waarden der Afghaanse maatschappij, de nationale belangen en de leer van de islam aan hun laars te lappen”.
Een Terzake – reportage van 9 jaar geleden:
Zou Ayaan Hirsi Ali gevraagd worden voor een debat op de Afghaanse televisie? We verwachten geen antwoord…
Op 17 augustus 1996 overleed in Ekeren op de gezegende leeftijd van 92 jaar, pater, theoloog, bioloog en hoogleraar Max Wildiers die één van de grootste Vlaamse cultuurfilosofen van de afgelopen eeuw is geweest.
Ik heb het voorrecht gehad Wildiers een paar maal te mogen ontmoeten en ik moet toegeven dat deze bescheiden, innemende, eloquente en vooral bijzonder erudiete man behoorlijk wat indruk maakte op de jonge snaak die ik toen nog was…
Max Wildiers had een rusteloze, immer zoekende geest. ‘Spiritus quiescit numquam’ – ‘De Geest Rust Nooit’ was niet geheel toevallig zijn levenscredo. De waarheid was in zijn ogen nooit een verworvenheid maar steeds een – bijna onbereikbaar – streefdoel. Zijn scherpe en kritische geest was wars van ieder dogmatisme en van slaafse kerkelijke gehoorzaamheid.
Dit resulteerde onder meer in het redigeren van het volledige werk van de Jezuïet en paleontoloog Teilhard de Chardin, die een groot deel van zijn leven aan het verzoenen van de evolutieleer met het katholicisme had gewijd of in het zich verdiepen in de biologie waaruit hij afleidde dat naast de biologie ook cultuur aan evolutie onderhevig was.
Net als Teilhard de Chardin beschouwde hij het als zijn opdracht de moderne natuurwetenschappen en geloofswaarden te verenigen.
Wildiers was van veel markten thuis: radicale Vlaamsgezinde, vernieuwende theoloog, kritische cultuurfilosoof, creatieve journalist, dienstvaardige én sterk sociaalvoelende mens. Zijn wetenschappelijk hoog geschatte werk leidde vanaf de jaren zestig tot verscheidene lesopdrachten aan Amerikaanse universiteiten. Ook aan de Leuvense universiteit kreeg Wildiers vanaf 1969 een docentschap.
Het Vlaamse beleid inzake onderwijs, wetenschap, onderzoek en kunst en cultuur volgde hij kritisch, hierbij waarschuwend voor zelfingenomenheid of een al te grote dominantie van technisch-industriële en economische overwegingen.
Hij ontving een aantal belangrijke prijzen voor zijn academische werk. Zo won hij in 1976 de driejaarlijkse Staatsprijs voor het Essay voor zijn studie ‘Wereldbeeld en theologie van de middeleeuwen tot vandaag’. Een cultuurhistorische studie over de invloed van de veranderde kosmologie op het religieuze denken.
Persoonlijk vind ik zijn magnus opus ‘Kosmologie in de Westerse Cultuur’ zijn belangrijkste essay. In 1985 werd hij doctor honoris causa aan de Universiteit Antwerpen en in 1992 aan zijn Leuvense Alma Mater.
En o ja, als cultuurredacteur van “De Standaard” was hij de geestelijke vader van “De Standaard der Letteren” waarvoor hij zelf onder het pseudoniem ‘Scurator’ honderden boekbesprekingen en artikels schreef.
Precies een kwarteeuw geleden ontviel ons deze, in meerdere opzichten merkwaardige en fascinerende man… Benieuwd wie vandaag nog aandacht aan hem zal schenken…
Jan Huijbrechts
Nvdr: Wie geïnteresseerd is, kan hier het gesprek van Joos Florquin met Max Wildiers in het programma “Ten huize van” (1971) lezen.
Een citaat:
U stond ook aktief in de studentenbeweging? In Antwerpen al. Ik was erbij toen Herman van den Reeck werd neergeschoten in de optocht van elf juli: ik stond er op drie stappen van. In de beweging stonden toen heel wat jongens die later naam hebben gemaakt: Maurice Schuermans, die later waarnemend generaal van de jezuïeten is geworden en in die tijd altijd maar gedichten deklameerde! Verder nog Stan Leurs, d’Haeseleer en anderen. Toen ik in de derde zat ben ik ook beginnen te schrijven, gedichten en artikeltjes. Die verschenen in het blad Storm, dat twee jaar heeft bestaan, en in De student, het blad van dr. Laporta. | |
[p. 328] |
https://nevb.be/wiki/Wildiers,Max(eigenlijk_Norbert_M.)
En nog een citaat:
Als docent in de theologie, eerst aan het seminarium van zijn orde in Izegem (bij Kortrijk), later in Leuven, heeft Wildiers zijn achtergrond niet verloochend. Hij bleef zich inzetten voor de politieke, maatschappelijke en culturele ontvoogding van Vlaanderen en zijn sociale bewogenheid en rechtvaardigheidszin noopten hem er meer dan eens toe zijn stem te verheffen, ook als dat de kerkleiding minder goed uitkwam. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog heeft hij zich met name ingezet voor mensen die hij beschouwde als slachtoffers van de Belgische repressie of zuivering (zijn eigen broer Frans, tijdens de oorlog gouverneur van Antwerpen, zat van 1949 tot 1951 gevangen). In 1950, officieel het Heilige Jaar van de Verzoening, vroeg Wildiers om verzoening ook jegens deze landgenoten en ondanks het feit dat hem van hogerhand (door kardinaal Van Roey) werd toegevoegd ‘Ce n’est pas encore le moment’, bleef hij voor amnestie pleiten. Het werd hem niet in dank afgenomen en eind 1950 werd hij om ‘gezondheidsredenen’ overgeplaatst naar Sint-Job-in-‘t-Goor (bij Antwerpen), waar hij als aalmoezenier aan een klooster verbonden werd. Maar als de kerk had gedacht zo van een lastpost af te zijn, zou nog blijken dat zij zich vergist had.
Uit: https://www.dbnl.org/tekst/_ons003199801_01/_ons003199801_01_0109.php
… schrijft De Tijd
Onze jeugdvriend Hotte* formuleerde de situatie in onderstaande tekening:
*dezelfde, die de ooievaar-met leeuwenwelp-tekening op de Golfbrekers-startpagina, speciaal voor ons bedacht heeft…
De media zijn kort van geheugen. Dagelijks wordt erover gejeremieerd dat “20 jaar” Amerikaanse inzet in het Prachtland Afghanistan teruggedraaid werd. Wij draaien even nog verder terug in de tijd:
Comical Joe en zijn nar Blinken ontkennen het licht van de zon… de duisternis van de huidige situatie:
Ingetogen én krachtig, deze ode aan Onze Lieve Vrouw, het Ave Maria van Jacob Arcadelt.
Naar gelang de invalshoek van de bron wordt de componist een Vlaamse renaissance-polyfinist, geboren in Namen, of een Fransman genoemd: “Jacques”. Maakt niet uit. Muziek en goede smaak kent geen grenzen.
Goede Vrienden,
Als derde eigenschap van ons menszijn behandelden we het gewond zijn door de oerzonde. We trachten nu “het mysterie van het kwaad” beter te begrijpen.
We toonden reeds hoe de “humanistische psychologie” van de tweede helft van de vorige eeuw de zonde gewoon negeerde. Volgens het pelagianisme (van de monnik Pelagius, 5e eeuw) was de oerzonde alleen maar een slecht voorbeeld, dat de mensen niet rechtstreeks aantast.
Voor sommige protestanten daarentegen bracht de ‘erfzonde’ voor ons een totale verdorvenheid mee. Beide uitersten wijzen we af. Komt daarbij in onze tijd nog de opvatting van het “structurele kwaad” en de “collectieve zonde” , dat alle schuld op de structuren en de gemeenschap wil afschuiven. Het kwaad zit dan volgens deze opvatting in een economische of andere crisis, als een soort sociaal, structureel kwaad en dus als collectieve schuld. In al deze opvattingen wordt de diepe waardigheid van de mens aangetast, nl. zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Wie niet kan zeggen “dit is mijn schuld” kan ook niet zeggen “dit is mijn verdienste”. De oerzonde heeft de harmonie van ons kennen en willen aangetast en gewond maar niet geheel vernietigd. Zonde komt uiteindelijk van onze persoonlijke daden, wetens en willens gesteld. Wanneer hele samenlevingen ontwricht worden, is dit niet slechts omwille van slechte structuren maar omwille van mensen die de waardigheid van anderen welbewust aantasten. Zonde veronderstelt altijd persoonlijke schuld.
Doordat het eerste mensenpaar de harmonie met God verbreekt en in opstand komt, worden alle andere verhoudingen aangetast. De harmonieuze verhouding tussen man en vrouw, die van elkaar genoten als beeld Gods, zal nu getekend zijn door begeerlijkheid en overheersing: “Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, hoewel hij over u heerst” (Genesis3,16). (Deze wanverhouding zal “in Christus” overwonnen kunnen worden, zoals Paulus schrijft: “Weest elkander onderdanig uit ontzag voor Christus”, Efeziërs 5, 21). De vrouw zal voortaan de last van de zwangerschap dragen om kinderen ter wereld te brengen: “… met pijn zult gij kinderen baren” (Genesis 3, 16). De harmonie met de natuur is verbroken. De mens zal hard moeten werken om zijn brood te verdienen en tenslotte zullen allen sterven: “In het zweet zult ge werken voor uw brood tot gij terugkeert naar de grond, waaruit gij zijt genomen: gij zijt stof en tot stof keert gij terug” (Genesis 3, 19). De dood is de vrucht van de zonde: “Want het loon van de zonde is de dood, maar de gave van God is het eeuwige leven in Christus Jezus onze Heer” (Romeinen 6, 23). De mens wordt door de oerzonde ook innerlijk ontwricht, wat de bron is van onze angst en ons lijden. Ziedaar de tweespalt tussen ”Beeld Gods” zijn en toch (nog) niet “de Gelijkenis Gods” hebben. Diep in ons ervaren we de drang naar eeuw leven, terwijl we toch moeten sterven. We verlangen naar volmaakt geluk, terwijl we dagelijks lijden en onze beperktheid ervaren.
Het eerste mensenpaar wordt bang, verbergt zich en beseft dat ze naakt zijn, d.w.z. kwetsbaar, hulpeloos: “Daarom hechten ze vijgenbladen aaneen en maakten daar lendenschorten van” (Genesis 3, 7). Ze willen zichzelf redden en beschermen, wat evenwel de verkeerde reactie is. Ze hebben redding van Godswege nodig. God van zijn kant, zal hen juist in hun zonde en gebrokenheid opzoeken en hen beschermen: “En de Heer God maakte kleren van huiden voor de mens en zijn vrouw en Hij deed hun die aan” (Genesis 3, 21). Ziedaar een echte beschutting.
Dat zonde ook kwaad veroorzaakt begrijpen we. Liegen, bedriegen, stelen, doden kan sociaal veel ellende teweegbrengen. Wat zonde eigenlijk is in Gods ogen, kunnen we echter slechts begrijpen vanuit de Openbaring en de heilige Geest: “Hij zal de wereld het overtuigend bewijs leveren van wat zonde is…” (Johannes 16, 8). Paulus spreekt over het “geheim van de goddeloosheid” (2 Thessalonicenzen 2, 7) en 1 Johannes 3, 4 schrijft: “Wie zonde doet bedrijft boosheid, want de zonde is de boosheid”. Het is de mens die zichzelf in plaats van God stelt. Hij leeft volop van de schepping maar wil de Schepper niet erkennen. Hij doet alsof hijzelf de schepper van dat alles is, zijn eigen auteur en meester. Een aantal “meesters van het wantrouwen” hebben in onze tijd veel invloed (gehad): Ludwig Feuerbach (+ 1872) , Karl Marx (+ 1883), Fr. Nietzsche (+ 1900), Sigmund Freud (+ 1939), J.P. Sartre (+ 1980). De “humanistische psychologie” wilde God en de zonde eenvoudig negeren en het eigen gevoelen als hoogste norm beschouwen. De “meesters van het wantrouwen” zullen God agressief als concurrent bestrijden en zelf god willen zijn. Het is een gevaarlijke illusie die eveneens veel ellende teweeg brengen: zichzelf, de wereld en het heelal beschouwen alsof de mens daarvan de schepper zou zijn en dus heer en meester moet spelen. Je kunt er helemaal gek van worden zoals de overigens geniale Fr. Nietzsche op het einde van zijn leven. Het is een hardnekkig blijven weigeren de werkelijkheid van uzelf als schepsel te aanvaarden. Hoewel farizeeërs zorg droegen voor de opvoeding en een vroom leven, zal Jezus het strengst reageren tegen hun “farizeïsme”, nl. hun zelfvoldaanheid, die zogenaamd geen redding van God nodig heeft. God heeft de mens geschapen naar zijn Beeld maar de mens wil zelf pottenbakker spelen en een god en wereld maken naar zijn eigen goesting. Hiermee brengt men zichzelf in een toestand van de dood: “Het loon van de zonde is de dood” (Romeinen 6, 23). Het is een fysische dood, maar ook een geestelijke dood. In Romeinen 1 beschrijft Paulus een stortvloed aan zedeloze praktijken die het gevolg zijn van deze goddeloosheid, een toestand waarin ook wij grotendeels nu leven. Dit openlijk verheerlijken van begeerlijkheid, hebzucht en wereldse lusten is het werk van de satan. En telkens schrijft Paulus: “Daarom heeft God hen overgeleverd aan onterende hartstochten” (Romeinen 1, 26, zie ook vers 24 en 28). Het is niet God die straft, maar ze straffen zichzelf. Wijsheid 11, 16 zegt het heel juist: “Zo moesten zij begrijpen dat een mens gestraft wordt door datgene waardoor hij zondigt”.
De heilige Johannes, de geliefde leerling van Jezus schrijft: “Verliest uw hart niet aan de wereld of aan de dingen in de wereld! Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. Want al wat in de wereld is – het begeren van de lust en het begeren van de ogen en de hovaardij van het geld – het komt niet van de Vader maar van de wereld. En die wereld gaat voorbij met heel haar begeerlijkheid, maar wie de wil doet van God blijft in eeuwigheid” (1 Johannes 2, 15-17).
Het kwaad openbaart zich ten volle in de parabel van de barmhartige Vader, in de jongste zoon. Hij eist: “Vader, geef mij het deel van het bezit waarop ik recht heb” (Lucas 15, 12). Zolang vader leeft, heeft hij daar eigenlijk nog geen recht op. Toch wil hij weg om zelf helemaal heer en meester te zijn. Na een kortstondig uitbundig leven beschrijven zes verzen de ellende waarin hij terecht komt, totdat hij besluit terug te keren. Hij beseft uiteindelijk dat de ellende zijn eigen schuld is maar dat hij zich daaruit met eigen kracht niet kan redden. In zijn miserie keert hij terug en dat is zijn redding. Waarom God het hatelijk werk van de zonde en van de satan toelaat, blijft voor ons een groot mysterie. Zeker is echter de uiteindelijke definitieve overwinning van God in Christus: “Waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos” (Romeinen 5, 20). Dit is meteen de voorbereiding op de volgende eigenschap.
P. Daniel
Flitsen
Op nauwelijks ‘n week tijd konden we 23.000 kaarsen maken, besteld door een ngo. De boord van de grote visvijver (het meer van Tiberias, Galilea of Genezaret) moet hier en daar nog verder afgewerkt worden er is volop werk met oogsten en nieuwe aanplantingen.
Het christelijk geloof, de toekomst van Europa!
Dertig jaar geleden dachten vele Hongaren: Europa, dat is de toekomst voor Hongarije. Nu beginnen steeds meer Europeanen te zeggen: Hongarije, dat is de toekomst voor Europa. Hongarije begint immers steeds meer zijn eigen waardigheid te verdedigen door zijn traditionele waarden te koesteren, vast te houden aan zijn nationale soevereiniteit en zijn christelijk geloof. De perverse links-liberale ideologieën die door een bureaucratisch Europa agressief worden opgedrongen, worden steeds duidelijker afgewezen. De van oorsprong Hongaarse Georges Soros, gespecialiseerd in het afbreken van huwelijk en gezin en van zowat iedere christelijke waarde, kan Europa zonder veel moeite naar zijn hand zetten tot en met het Europees gerechtshof toe, maar dit lukt hem niet in eigen land. Hongarije begint zijn waardigheid te hernemen. Het neemt de vrijheid om zijn eigen christelijke waarden te beschermen. Het wil ook zijn kinderen beschermen tegen de morele verwording door Europa agressief opgelegd. Het schendt daarbij geen enkel Europees recht, integendeel.
Lees verderDe moordenaar van de priester, die hem onderdak verschafte, was geen moslim. Oef. Dan is het niet zo erg. Sinds 2012 illegaal in Frankrijk, asiel geweigerd. Blijkbaar kon de moordenaar & brandstichter niet uitgewezen worden omdat men nog steeds wachtte op een vonnis over de brandstichting van de kathedraal te Nantes. Na enkele maanden hechtenis moest hij zich ter beschikking houden. De man is slechts “verward”. De parochie van Nantes, waar hij de kathedraal in de fik zette, heeft hem steeds de hand boven het hoofd gehouden en alle moeite gedaan opdat de Franse immigratiediensten hun asielweigering zouden herzien. En als dank wordt dan de priester die een werk van barmhartigheid toepaste vermoord. Dus als we het goed begrepen hebben, is het de schuld van de parochie, van de priester zelf…
Zoals we in het verleden al schreven: we oogsten wat we gezaaid hebben…
Lees vorige bijdragen: