Gaat de dappere EU overstag?

Turkije wil dat EU subsidie aan Duits concert over Armeense genocide intrekt

Turkije heeft de Europese Unie gevraagd de subsidie in te trekken voor een concertreeks van het Dresdner Sinfoniker over de Armeense genocide. De intendant van het Duitse orkest spreekt van een “aanval op de vrijheid van meningsuiting”. Volgens Markus Rindt heeft het EU-agentschap dat de subsidie toekent informatie over de concerten van zijn website verwijderd.

Het Dresdner Sinfoniker wil ‘Aghet‘ (Armeens voor ‘catastrofe’) opvoeren ter gelegenheid van de honderdste gedenkdag voor de honderdduizenden Armeniërs die tijdens en na de Eerste Wereldoorlog om het leven kwamen in wat nu Turkije is. Armeniërs, maar ook de Verenigde Naties, het Europees Parlement en een aantal landen waaronder Nederland duiden het bloedbad aan als volkenmoord door nationalisten.

Turkije houdt vol dat de omgekomen Armeniërs slachtoffer waren van oorlogshandelingen.

Het Dresdense orkest wil het stuk, waaraan een Turkse, een Armeense en een Duitse componist meeschreven, niet alleen in Dresden, maar ook in Istanboel en Jerevan spelen. De Turkse permanente vertegenwoordiger bij de EU heeft de unie verzocht de subsidie in te trekken, maar volgens de Duitse krant de Dresdner Neueste Nachrichten blijft het agentschap het project steunen.

Tot zover het bericht uit HLN.  Bij Die Welt kan je wel vernemen dat de EU intussen de informatie omtrent Aghet op haar webstek verwijderd heeft.    De Dresdner Sinfoniker ervaren de Turkse druk als een ‘Böhmermann’-chantage.

Die Welt  

‘Ondernemende’ vluchtelingen

Wie zegt dat ‘vluchtelingen’ er slechts op uit zijn te profiteren van onze sociale voorzieningen?  In het Nederlandse Alphen a/d Rijn werd bewezen dat ze beschikken over een behoorlijke dosis ‘entrepreneurschap’.  

Een normaal denkende mens gaat ervan uit dat een gevangenis zowat de laatste plaats is die bestolen kan worden.  Niet toch.

Asielzoekers die een half jaar in de gevangenis van Alphen aan den Rijn verbleven, hebben het gebouw gestript. Hoewel de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) de diefstal in de doofpot stopt (“een misverstand, slechte communicatie”), blijkt uit interne documenten dat er grootschalige roof plaatsvond. In Alphen zaten 1140 asielzoekers. Nu wordt de gevangenis gereed gemaakt voor het huisvesten van 268 arrestanten.  Blijkbaar zijn ‘normale’ bajesklanten nog de slechtste niet.

Er zouden veel televisieschermen zijn verdwenen. Zowel in de beginperiode van de asielopvang, als tijdens hun vertrek verdwenen er kostbare spullen. DJI woordvoerders Jaap Oosterveer en Renske Piet ontkennen echter de diefstal. In interne documenten die in handen zijn van de Telegraaf, blijkt echter dat er wel degelijk TV’s zijn verdwenen en dat er veel natte ruimtes te smerig om schoon te maken. Daarvoor moet een extern bedrijf komen.

Eerder waren er al veel incidenten, waarbij de politie 51 keer in actie kwam: vechtpartijen, aanrandingen, handel in drugs, alcohol en sigaretten. Ook werd er melding gemaakt van vermoedens van ronselen. Een van de bewoonsters is na een bedreiging naar een blijf-van-mijn-lijfhuis gebracht. Tot twee maal toe vonden er ook diefstallen plaats buiten het asielzoekerscentrum.

Telegraaf: doofpot   –                /      Telegraaf: ‘misverstand’

Daniel Sternefeld – Mater Dolorosa

klassische-musikDe dirigent-componist Daniel Sternefeld studeerde fluit en theorie aan het Koninklijk Antwerps Conservatorium. Hij volgde ook privé-lessen in compositie bij Renaat Veremans en bij Paul Gilson, bij wie hij ook contrapunt, fuga en orkestratie volgde. Verder ging hij muziekdirectie studeren bij Frank Van der Stucken (in het Mozarteum in Salzburg) en bij Bernhard Paumgartner, Clemens Krauss en Herbert von Karajan.

In 1929 werd hij als fluitist aangenomen in het orkest van de Koninklijke Vlaamse Opera in Antwerpen: in 1936 werd hij benoemd tot derde dirigent, in 1938 tot tweede en in 1944 tot hoofddirigent. Tussen 1930 en 1940 was hij ook in dienst van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen, waarvoor hij gelegenheidsmuziek schreef. Hij dirigeerde ook de ‘Cercle musical juif’ en enkele koorverenigingen in zijn geboortestad. In die jaren schreef hij zijn eerste composities, zoals de
Symphonia Femina.

Vanaf 1948 was hij dirigent van het Radio Symfonie Orkest in Brussel, waar hij begon als tweede dirigent. Na de pensionering van Franz André werd hij hoofddirigent, een functie die hij uitoefende tot 1971. Hij trad regelmatig op als gastdirigent in verschillende Europese landen, in Zuid-Afrika en in Noord – en Zuid-Amerika.

Hij was bekend voor zijn uitvoeringen van moderne muziek en verschillende Belgische premières kregen onder zijn leiding hun première. Vanaf 1948 tot het moment van zijn pensioen gaf hij de directiecursus in het Antwerpse Conservatorium, waar François Huybrechts één van zijn studenten was. Nadat hij zich had teruggetrokken als dirigent en leraar, wijdde hij de laatste jaren van zijn leven aan het componeren.

Zijn muziek wordt gekleurd door Richard Wagner, Richard Strauss en Gustav Mahler: ze toont expressie en suggestie, emotie en atmosfeer, grote structuur en kennis van zaken. Sternefelds orkestraties zijn steeds vol verbeelding en durf; vaak ook gebruikt hij zeer hoge registers. Zijn opera Mater Dolorosa vormt een brug tussen de periode van de laatromantiek en de nieuwe muziek van de vroege 20e eeuw. Het orkest wordt gebruikt als een belangrijk element om het verhaal te vertellen, en waar het als begeleider functioneert van de bijzonder veeleisende zangpartijen, geeft het kleur aan de tekst.

Ons Erfdeel

 

100 jaar geleden: de Paasopstand

De Paasopstand van 1916

Juist een eeuw geleden brak in Ierland de Paasopstand uit, waarbij Patrick Henry Pearse, die eigenlijk Pádraig Anraí Mac Piarais heette, de Ierse republiek uitriep vóór het pas veroverde postgebouw van Dublin.

Pearse was een archetypische Ierse opstandeling: tegelijk dichter, leraar, advocaat en politiek activist. Een romanticus, een diepgelovige katholiek en een dappere strijder, die begreep dat een vrijheidsstrijd soms niet alleen met vlammende toespraken gevoerd moet worden, maar ook met wapens.

De twee belangrijkste groepen die in de Paasopstand vochten, waren de Irish Volunteers, die leden hadden uit bijna alle klassieke nationalistische partijen en geheime eedgenootschappen, en het Irish Citizen’s Army, een socialistische groep geleid door Connoly.

Roger Casement – een protestant! – was dan weer een onwaarschijnlijke figuur om een Ierse opstand te organiseren. Hij was jarenlang diplomaat in Britse dienst geweest en hij was een mensenrechtenactivist avant la lettre. Hij had de uitbuiting van Indianen in Peru aangeklaagd, en het terreurbewind van Leopold II in de Congo Vrijstaat. Maar anders dan vele van zijn moderne tegenhangers spuwde hij niet op zijn  eigen volk. Hij was een dappere nationalist, die niet geloofde dat de Home Rule ooit met parlementaire middelen bereikt zou worden.

Hij geloofde wel in de tactiek van Sinn Féin, dat hoopte het Britse juk te kunnen afschudden met geweldloze, maar buitenparlementaire methoden zoals stakingen en boycots. Maar in 1912 waren de bevoegdheden van het Hogerhuis ingekrompen, zodat het wetten nog wel kon vertragen, maar niet meer tegenhouden. Bovendien zat de Irish People’s Party  in het Britse Lagerhuis op de wip en kon ze verregaande hervormingen afdwingen.

Zelfs Pearse was toen nog voorzichtig optimistisch, maar hij waarschuwde ook dat de Ieren een bloedige oorlog – “a red war” – zouden ontketenen als ze weer bedrogen werden. We zullen nooit weten hoe oprecht de Britse toegevingen waren: in 1914 brak de Grote Oorlog uit en de voorziene wetgeving over ‘Home Rule’ verdween in de koelkast. De tijd leek rijp was voor een gewapende opstand met Duitse steun. Als voormalig diplomaat wist Casement hoe zo’n internationaal manoeuvre aangepakt moesten worden. Hij kreeg van de Duitsers een levering los van enkele tienduizenden geweren en tien mitrailleurs. Maar één van de twee schepen met wapens voor de Paasopstand werd door de Britten op zee onderschept. Het tweede bereikte de kust, maar door organisatiefouten moesten de geweren op klaarlichte dag ontscheept worden, wat natuurlijk mislukte. De Duitse duikboot die Casement drie dagen vóór Pasen naar Ierland bracht, werd niet ontdekt. Maar Casement kreeg een aanval van malaria. Hij moest zich verbergen in het oude McKenna’s Fort en werd daar gearresteerd.

Kortstondig succes

Toen de opstand op Paasmaandag ondanks alles toch werd ontketend, was de verrassing volledig. Niemand had zijn mond voorbij gepraat. Maar de rebellen hadden wel veel te weinig wapens… Ondanks dat konden ze in Dublin bijna al hun doelwitten veroveren, behalve Dublin Castle. Ondersteunende aanvallen op kazernes in de graafschappen  Galway, Enniscorthu en Wexford leverden niets op. Ondanks het feit dat zij hun handen al vol hadden met de Turken en de Duitsers, dàchten de Britten zelfs niet aan onderhandelen. Zij gingen onmiddellijk in de tegenaanval. De rebellen konden met veel moeite nog standhouden tegen de aanvallen van infanterie en politietroepen, maar toen de Britten artillerie hadden aangevoerd, werden de Ierse bolwerken en barricaden van de opstandelingen één na één weggeveegd. Ook honderden burgers werden gedood door granaatvuur. Vooral de brandgranaten richtten in het dichtbebouwde centrum van Dublin een verschrikkelijke ravage aan. Na nauwelijks een week moesten de opstandelingen zich overgeven. De balans: 132 doden aan Britse kant, 64 gesneuvelde rebellen en 254 gedode burgers, vooral door granaatvuur.

Ommekeer

De Britten hadden zelfs toen waarschijnlijk nog de lont uit het Ierse kruitvat kunnen halen door de opstandelingen als krijgsgevangenen te behandelen. Maar zij wilden een afschrikwekkend voorbeeld stellen: vijftien leiders van de opstand werd gefusilleerd. Connoly was zwaargewond en moest op een stoel gebonden worden.

Easter Rising 15 men executed. Image copyright Ireland calling

Ach, de parallellen met de Vlaamse geschiedenis liggen voor het grijpen. Eamon de Valera, die later de eerste president van Ierland zou worden, kreeg “slechts” levenslang, omdat hij een Amerikaanse staatsburger was.  Casement werd achteraf opgehangen wegens verraad, op basis van een dubieuze interpretatie van een negen eeuwen (!) oude wettekst uit de Frans-Normandische periode.

Het Ierse verzet leek verpletterd te zijn. De leiders van Sinn Féin, die  niet bij de opstand betrokken waren, werden in interneringskampen opgesloten. Het past niet in de heldhaftige mythe, maar tijdens de Paasopstand zelf hadden vele Ierse burgers zich tegen de rebellen gekeerd. Ze hadden zelfs geprobeerd hun barricaden af te breken, of te beletten dat zij in overheidsgebouwen binnendrongen. Enkele burgers waren daarbij door rebellen neergeschoten. Toen na het neerslaan van de opstand de gevangenen werden weggevoerd door de straten van Dublin, werden zij op vele plaatsen uitgescholden en zelfs fysiek belaagd, niet alleen door unionisten, maar ook door gematigde Ieren die hen de verwoestingen en het bloedvergieten zeer kwalijk namen. Ook de echtgenotes van Ierse soldaten die in de loopgraven vochten, gedroegen zich soms als woedende feeksen. Maar na de executies sloeg de stemming plots om. Het geloof in een parlementaire oplossing zakte als een pudding ineen. De geesten waren rijp voor de volledige onafhankelijkheid, desnoods met geweld. Sinn Féin, dat de opstand nochtans niet had gesteund, kende een explosieve groei. De Ierse geest was uit de fles. De rebellen hadden een postume overwinning behaald.

Heldendom en draagvlak

Vele Vlaams-nationalisten hebben oprechte sympathie voor de Ierse vrijheidsstrijd. Maar voor vele anderen is de Paasopstand slechts een goedkope manier om zichzelf van op héél grote afstand het aureool van dappere strijders aan te meten, terwijl zij zelfs te bang zijn om een vuurwapen met vergunning in huis te hebben. Laat staan dat zij illegaal een voorraad oorlogswapens zouden durven aanleggen. Zij zijn angstvallige legalisten die nooit iets onwettigs durven doen en die zichzelf al heuse helden vinden als zij op elf juli een radicale toespraak houden.

Maar zij dwepen wel met Pearse, Connoly en zelfs de IRA. De Paasopstand duwt ons met onze legalistische en parlementaire neus op een historische wetmatigheid die een groot deel van de Vlaamse Beweging niet meer onder ogen durft zien: naties worden meestal slechts onafhankelijk doordat dappere mannen bereid zijn voor hun vrijheid te vechten, vijanden te doden en desnoods zelf te sterven. Ja, er zijn hoopvolle uitzonderingen, zoals Tsjechië en Slowakije. Maar die zijn heel, heel schaars. De geschiedenis is onwrikbaar: wie niet voor zijn land en zijn vrijheid durft vechten, zal ze allebei verliezen. Militair gezien hebben Pearse en Connoly volkomen gefaald. Maar hun opstand was niet zinloos. Om een moderne Wetstraatterm te parafraseren: met hun geweren creëerden zij een draagvlak voor onafhankelijkheid dat er eerst niet was.

Marc Joris