Beste vrienden,
“Groot zijt Gij, Heer en ten zeerste lovenswaardig… want Gij hebt ons gemaakt naar U, en rusteloos blijft ons hart totdat het zijn rust vindt in U“. Zo schrijft Augustinus rond 400 in zijn “Belijdenissen” (1). Hiermee verwoordt hij op schitterende wijze de tweede eigenschap van ons mens-zijn en zijn bekering is hiervan een merkwaardige illustratie.
Aurelius Augustinus werd in 354 in Thagaste (Numidië, het huidige Souk-Ahras in Algiers) geboren uit een heidense vader, Patricius, en een zeer vrome christelijke moeder, Monica. Hij streefde een academische loopbaan na om “redenaar” te worden, d.w.z. meester in de Latijnse taal en de klassieke literatuur. Op 19-jarige leeftijd was hij reeds “retoricus” in Thagaste, een jaar later in de hoofdstad Carthago, en tegen 383 was hij een goedbetaalde, naar eigen zeggen, “woordkunstenaar” in Rome. Intussen leefde hij met een meisje van de straat, waarmee hij 15 jaar samenwoonde, en met wie hij in 371 een zoon kreeg, Adeodatus, een zeer begaafde jongen die in 390 stierf. Hij was zeer ingenomen met zijn carrière en tevens hartstochtelijk gehecht aan zijn vriendin, al heeft hij het christelijk geloof van zijn moeder nooit helemaal afgezworen. Wel was hij overtuigd dat de Bijbelse verhalen en het christelijk geloof slechts sprookjes waren voor oude vrouwen. Zelf was hij meer geïnteresseerd in het manicheïsme, gesticht door Mani (+ 277), die twee eeuwige principes aanvaardde: een goede en een kwade macht. Negen jaar lang bleef het manicheïsme voor Augustinus zijn “gnosis”, hoewel hij er ook nooit een vurige verdediger van werd. Hij bleef verlangen naar de zuivere waarheid en werd daardoor steeds meer teleurgesteld door de gezaghebbende leraars van het manicheïsme, deze “beminnelijke nietsnutten“. God, schepping, oordeel, onsterfelijkheid… alles was voor hem één grote verwarring en het leven met zijn vrome moeder, die erg bezorgd was over zijn onstuimig gedrag, werd ondraaglijk. Door een list wist hij in 384 aan haar te ontsnappen en nam ’s nachts een boot vanuit Rome naar het noorden, naar Milaan, de stad van de keizer. Zijn moeder kwam hem echter achterna. Ondertussen begon Augustinus bekend te worden en zijn moeder wilde nu een fatsoenlijk en waardig huwelijk voor hem regelen. Uiteindelijk stemde hij er mee in en stuurde zijn vriendin terug naar Afrika: “Intussen vermenigvuldigden zich mijn zonden. De vrouw met wie ik samenleefde, was van mijn zijde weggerukt, omdat ze als een beletsel gold voor een huwelijk, en op de plek waar mijn hart aan haar had gehangen, was het stukgetrokken en verwond en bleef het maar bloeden… De wonde, mij toegebracht door de scheiding van die eerste vrouw, genas ook niet eens, maar na heftig gloeien en steken, bleef ze etterend voortduren…” (Belijdenissen VI, XV, 25). Maar kort daarna, nam hij toch weer een ander meisje. Aan een vriend bekende hij dat hij niet kon begrijpen hoe iemand kan leven zonder een seksuele relatie met een vrouw. Toevallig zag hij op straat een bedelaar lachen en besefte dat deze man zorgeloze vreugde genoot terwijl hij, verscheurd door lust, zijn ongelukkig leven in droefheid voortsleepte. In Milaan moest hij onder meer een lofrede uitspreken op keizer Valentinus II. Met de grootste welsprekendheid vertelde hij de grofste leugens en genoot er zelf van: “in deze toespraak vertelde ik meer leugens dan waarheid, en door te liegen won ik de gunst van de toehoorders, die wisten dat ik loog” (VI, VI, 9).
In Milaan was bisschop Ambrosius (+ 397) de grote autoriteit, en Augustinus ging naar de kathedraal om naar zijn preken te luisteren. De woorden van deze bisschop, samen met de liturgie en de psalmen, raakten zijn hart.
Geleidelijk ontdekte hij het christelijk geloof en de katholieke Kerk. Hoewel hij geen kans kreeg om met deze bisschop te spreken, vond zijn immense dorst naar waarheid en schoonheid hier eindelijk echte bevrediging. Een oude priester, Simplicius, raadde hem aan het Manicheïsme te verlaten en zich eerder te wenden tot de Griekse filosoof Plotinus (+ 270), stichter van het Neoplatonisme, en diens leerling Porphyrius (+ 301/5).
Lees verder