Een verslag uit Syrië zonder poco bril

Goede Vrienden,

Vorige keer legden we de eerste pijler van ons mens zijn uit opdat we zouden begrijpen dat we geschapen zijn naar Gods beeld. Dit is een onverwoestbaar stempel Gods in het diepst van ons wezen, een “inwoning Gods” die door niets of niemand kan worden weggenomen. Dat leert de joods-christelijke openbaring. Of men dit gelooft of niet, verandert niets aan deze werkelijkheid. Een gelovige zal zijn “beeld Gods” (hopelijk) steeds bewuster beleven, terwijl dit voor een ongelovige in het onbewuste blijft. Ziehier een illustratie uit eigen ervaring.

Gedurende acht jaar was ik een regelmatige bezoeker van het eerste ‘hospice’ dat in Vlaanderen werd opgericht. Eenmaal werd ik door een stervende zelf gevraagd en daarna bood ik de directie aan dat ze me steeds mochten oproepen, omdat ik toen op hetzelfde domein verbleef. Ik was geen medewerker en stond niet op de lijst van de officiële vrijwilligers, ik was slechts iemand die er bij gelegenheid telkens bij geroepen (ad-vocatus) werd. De directie van dit eerste “hospice” was uitgesproken vrijzinnig. Wanneer een stervende echter een priester vroeg, werd ik door de verpleging geroepen en zeer goed voorbereid. Op enkele minuten tijd werd mij alle nodige informatie over deze stervende verstrekt. Op een keer werd ik opgeroepen en terwijl ik toekwam was er niemand van de verpleging aan de balie om mij op te vangen, wat ik nog nooit had meegemaakt. Blijkbaar waren allen in vergadering. Een poetsvrouw kwam naar mij toe en zei: “ik weet wel voor wie ze u geroepen hebben”. Ze wees me de deur aan van de laatste patiënte die binnen gekomen was. Deze mevrouw had echter uitdrukkelijk laten noteren dat zij geen priester in haar kamer wenste, wat uiteraard noch de poetsvrouw, noch ik wisten. Ik merkte bij deze mevrouw inderdaad een veel grotere weerstand dan ik gewoon was. Ik dacht echter aan de grote gemoedsschommelingen die een stervende kan meemaken. Iemand kan nu het sacrament van de ziekenzalving vragen en een tijd daarna een opstandige houding  aannemen. Ik deed mijn best om geduldig in gesprek te blijven en vroeg haar of ze er iets tegen had dat ik een gebed uitsprak. En dat was goed. Hierna veranderde haar houding totaal. Mijn voorstel om haar het sacrament van de ziekenzalving te geven wilde ze graag aanvaarden. Haar stugge houding was totaal weg. In een blijde en gemoedelijke sfeer namen we afscheid. De volgende dag werd ik opgeroepen voor de stervende die ik daags te voren had moeten bezoeken. Er hing elektriciteit in de lucht. De directie verweet me niets, maar aan het feit dat ik binnengegaan was bij iemand die uitdrukkelijk een priester weigerde, werd zeer zwaar getild. De verpleging liet me altijd weten hoe de zieke gereageerd had op mijn bezoek. Nu vroeg ik er uitdrukkelijk naar maar iedereen hield de lippen stijf op elkaar. Enkele weken later stierf die vrouw en een verpleegster liet zich toen pas ontvallen dat die mevrouw gezegd had dat ik elk ogenblik bij haar welkom was! Ondertussen had de directie er voor gezorgd dat ik daar niet meer zou binnen gaan. Hieruit blijkt hoe de directie haar vrijzinnige ideologie verkoos boven het diepste geestelijk verlangen van deze stervende. Ieder mens is geschapen naar Gods beeld en God leeft in  ieder mens, maar niet iedereen is zich hiervan altijd bewust.

Laten we nu verder gaan en de structuur van de mens voorstellen. Meestal wordt gezegd dat de mens bestaat uit lichaam en ziel, wat ook juist is.  De ziel is hierbij het levensprincipe. Sterven betekent dat de ziel van het lichaam gescheiden wordt. Ook de dieren hebben een ziel, als levensprincipe. Deze is evenwel niet, zoals bij de mens, begiftigd met verstand en wil. Alleen de mens is geschapen naar Gods beeld. Alleen de mens heeft verstand en wil, bewustzijn, een geweten. Dieren hebben instincten, die evenwel wonderbaarlijk ontwikkeld kunnen zijn. Een leeuw kan brullen met een volume dat vele malen groter is dan dat van een mens, maar alleen een mens kan praten en dialogeren omdat hij een bewustzijn heeft en een persoon is. Op gans de aarde is nergens een kunstwerk te vinden waarvan je kunt zeggen dat enkele centimeters begonnen zijn door een bepaald dier en dat de rest door andere dieren is afgewerkt. Alleen de mens bezit deze scheppingskracht. Alle chemische processen in de mens vinden we terug in het heelal, nergens is er echter ook maar het minste bewustzijn te vinden buiten de mens. En vele jaren evolutie kunnen hieraan niets veranderen.

Zo kunnen we in de ziel van de mens de geest onderscheiden, als het ware, het puntje van de ziel, het onaantastbare heiligdom van Gods aanwezigheid, als de landingsplaats van de heilige Geest.  In die zin herkennen we in de mens een drie-eenheid, naar het woord van Paulus: “Heel uw wezen, geest, ziel en lichaam, moge ongerept bewaard blijven bij de komst van onze Heer Jezus Christus” (1 Thessalonicenzen 5, 23). De mens is dus lichaam (Grieks: soma), ziel (psychè) en geest (pneuma). Ook hier zeggen we niet dat de mens een lichaam, een ziel en een geest “heeft” maar hij “is” helemaal lichaam-ziel-geest.

In de Griekse opvatting  gaat alle waardering echter naar de ziel terwijl het lichaam slechts beschouwd wordt als een omhulsel (soma esti sèma). Hiertegen reageerde Jezus (cfr Matteus 15, 11). Het kwade komt niet van het materiele, het voedsel, maar juist van het geestelijke, van onze onzuivere, hebzuchtige, hoogmoedige… gedachten. De materiële schepping is goed. In het begin van het boek Genesis wordt daarom telkens gezegd dat God zag dat het goed was. De eigenlijke strijd gaat niet tussen het materiële (als het kwade) en het geestelijke (als het goede), maar tussen heel de mens die “vleselijk, aards” leeft en heel de mens die “geestelijk” leeft, nl. tussen onze “oude” en “nieuwe” mens, die leeft volgens Gods Geest.

De mens is het kroonstuk van de schepping en de schepping is er voor de mens. Hij is materie maar tevens eindeloos verheven boven de materie. Hij is het enige wezen in het heelal dat een bewustzijn en een geweten heeft en om zichzelf gewild is door God. Heel de natuur is een loflied aan God door te zijn wat ze is. Het is de roeping van de mens om bewust, wetens en willens,  God als Schepper boven alles te eren. De mens is als het ware de dirigent van dit concert.

Psalm 139 (138) bezingt de Liefde waarmee God alles omvat: “Gij kent mij Heer, en Gij doorschouwt mij, Gij weet waar ik ga of sta. Van verre kent Gij mijn gedachten, Gij weet waarom ik bezig ben of rust… Want wat er in mij is hebt Gij geschapen, Gij hebt mij als een weefsel in de moederschoot gevormd. Ik dank U om het wonder van mijn leven, voor alle wonderwerken die Gij hebt gemaakt” (v. 1-3, 13-14). Het besef dat wij Gods Beeld zijn,  geeft ons de juiste levenshouding, uitgedrukt in deze psalm, nl. wederliefde en dankbaarheid. (volgende keer hierover nog ’n slotbeschouwing).

P. Daniel, Mar Yakub, Qâra, Syrië, 29.9.23

Flitsen

Zaterdag werd een schitterende vormingsdag gehouden voor de jeugd van ons bisdom Homs in het klooster en de bedevaartsplaats van de profeet Elias te Rableh. De bisschop had graag dat we er met de gemeenschap bij waren.  We vertrokken al heel vroeg en waren op tijd voor het morgengebed in de grote kerk, voorgegaan door onze bisschop Jean-Abdo Arbach. Een 400-tal jongeren was aanwezig. De bisschop benadrukte de noodzaak van verbonden te blijven met Jezus, zoals de wijnrank aan de wijnstok. In deze tijd van de  druivenoogst werd de Kerk voorgesteld als Gods wijngaard. Dan sprak de priester die verantwoordelijk is voor de jeugd in het patriarchaat en benadrukte het belang van christen te zijn en steeds meer te worden.

Nvdr: hierbij een lijst van beschadigde over grotendeels vernietigde kerken en kloosters in Syrië: Updated list of churches and monasteries and shrines damaged in the Syrian crisis (22 Dec 2013) (byzcath.org)

Lees verder

Elon Musk bemoeit zich met de “drenkelingen”redding op de Mid. Zee

Miljardair, tevens Tesla-oprichter en overnemer van Twitter (nu X), Elon Musk, deelde vrijdag een video dat de “redding” van landverhuizers in de Mid. Zee toont. En durft te stellen dat acht Duitse gesubsidieerde NGO’s in de Mid. Zee actief zijn om – we citeren – “illegale immigranten op te pikken en vervolgens in Italië af te leveren”. Waarna deze boodschap volgt: “Hopen we dat de AfD de verkiezingen wint om deze Europese zelfmoord te doen stoppen”.

Zogezegd

Naar aanleiding van het armoedebod aan de kiezer van de N-VA en Jean-Marie Dedecker schreef prof. Carl Devos in HLN:

“Dedecker is als een verkoper van Cola die aan de klant zegt dat hij zelf Pepsi verkiest: beide frisdranken lijken weliswaar op elkaar, maar wat hij verkoopt wil Dedecker zelf niet in huis”, schrijft politicoloog Carl Devos. “Waarom zouden kiezers het Vlaams Parlement versterken als de lijsttrekker van N-VA dat met de grond gelijk maakt? N-VA mag stilaan de hoop opgeven Vlaams Belang partij ooit nog in te halen.”

https://www.hln.be/opinie/analyse-als-de-politiek-zelf-de-anti-politiek-organiseert-zal-de-burger-volgen~a25eb14d/

Jean-Marie Dedecker was een jaar geleden bij Tom Van Grieken te gast in Toogpraat. Iemand zou Dedecker aan dit gesprek moeten herinneren. Vooral dan aan – we citeren -: “Ik zou liever rechtopstaand sterven dan op mijn knieën te moeten leven.” In het Engels zouden ze zeggen: “Put your money where your mouth is…”

Wat wil Nederland?

Wynia’s Week vraagt deze weken via peil.nl van Maurice de Hond aan een groep representatieve kiezers hoe ze zouden willen dat Nederland wordt geregeerd: ‘Wat wil Nederland’. Uit de voorlopige uitkomsten blijkt dat de bijna-halvering van de aanhang van de regeringspartijen allerminst toeval is. Het kabinet heeft zich op tal van terreinen vervreemd van de meerderheid van de kiezers. We schreven daar al over in een vorig artikel.

Niet meer, maar minder Europa

Lees: Wat wil Nederland? Wie ‘meer Brussel’ wil doordrukken raakt de steun van Nederland kwijt – Wynia’s Week (wyniasweek.nl)

Taalbewustzijn = eigenbewustzijn

Uit de rubriek Onderwijs Een Feest™ (#OEF™)

Nederlands in het hoger onderwijs – en geen globish

Ad Verbrugge keert zich tegen de haast totalitaire wijze waarop het Engels in ons hoger onderwijs wordt doorgevoerd.

NRC | 20 juni 2015

Laatst was ik op Tilburg University waar ik zitting mocht nemen in een paneldiscussie over de onrust aan de Nederlandse universiteiten. Op de gevel van het gebouw waar ik die middag moest zijn, prijkten de naam Dante Building. Binnen hingen er bordjes met Ground Floor, Lecture Hall etc. Op de Vrije Universiteit te Amsterdam staat bovenaan zulke bordjes ook nog eens ‘you are at’; alsof je zo’n bordje ooit zou kunnen lezen zonder je op die plaats te bevinden.

Deze bordjes zijn dan ook vooral een statement. Men wil ermee laten zien dat alles op deze universiteiten is gericht op de internationale wereld van de wetenschap: je hoeft je hier echt geen zorgen te maken dat je je ook maar enigszins zou moeten verdiepen in de nationale taal of cultuur. Ook de paneldiscussie vond plaats in het Engels. Gezien de achtergrond van de deelnemers was Nederengels het hoogst haalbare – ook voor mijzelf trouwens.

Dit is een illustratie van de stille revolutie die zich momenteel voltrekt op onze universiteiten, ja in ons hoger onderwijs als zodanig. Die zijn namelijk massaal aan het verengelsen. Hoewel dit een grote weerslag heeft op de praktijk van onderzoek en onderwijs – en direct raakt aan de maatschappelijke rol en betekenis van de universiteit – vindt er vrijwel geen discussie over plaats.

Door de sterke technisch-economische horizon van ons hoger onderwijs en de afwezigheid van een duidelijk vormingsideaal is de universiteit uit het oog verloren dat haar maatschappelijke taak mede bestaat uit het bewaren van cultuur en het revitaliseren en doorgeven daarvan. De cultivering van taal en de kunst van het vertalen maakt daar van oudsher een integraal onderdeel van uit.

Daarmee is meteen ook aangegeven dat ik niet tegen het gebruik van Engels ben op onze universiteiten of hoge scholen. Integendeel, daar zijn soms heel goede redenen voor. Waar ik mij tegen keer, is de ondoordachte en soms zelfs totalitaire manier waarop het Engels momenteel wordt doorgevoerd in ons hoger onderwijs, ten koste van de onderwijskwaliteit, ten koste van de taalrijkdom van studenten, ten koste van de betrokkenheid op de samenleving en ten koste van een meer diverse oriëntatie op taal en cultuur, kortom ten koste van algemene en persoonlijke vorming.

Het gaat me dus ook niet zozeer om het gebruik van Engels als zodanig. Bij gebrek aan een vormingsideaal wordt namelijk ook de Engelse taal niet gecultiveerd, waardoor zij al snel verwordt tot globish – een uitgekleed Engels dat bestaat uit zo’n vijftienhonderd woorden met een simpele grammatica. Dit globish is geen cultuurtaal, maar de lingua franca van de globalisering die zich bij uitstek leent voor het internationale handelsverkeer en voor de informatie-uitwisseling in wetenschap en techniek waarin talige rijkdom, eigen stijl, gelaagdheid en nuances geen rol van betekenis spelen.

Om een taal werkelijk goed te leren spreken en schrijven moet je in een taalvaardige en taalrijke omgeving verkeren waarin je goede voorbeelden hebt. Je moet worden gestimuleerd en gecorrigeerd en je moet (spelenderwijs) leren om woorden en uitdrukkingen goed te gebruiken. Dat begint idealiter al thuis bij de ouders, wordt daarna voortgezet op school en dient in het vervolgonderwijs in een hogere vorm te worden gebracht. Er gaapt helaas vaak een kloof tussen ideaal en werkelijkheid.

De taalbeheersing Nederlands laat bij veel aankomende studenten te wensen over, vooral bij allochtonen. De Vrije Universiteit neemt daarom taaltoetsen af. Slagen betekent echter niet dat je in staat bent om heldere en aansprekende uiteenzettingen te geven. Je hebt een minimale basis, maar meer ook niet.

Ben je eenmaal op de universiteit, dan wordt er bij de meeste studies nauwelijks nog serieuze aandacht besteed aan taalbeheersing. Er is weinig oefening in schrijven en bij grote studies als bedrijfskunde bestaan de tentamens hoofdzakelijk uit meerkeuzevragen. Het zorgvuldig lezen en interpreteren van teksten, het onderscheiden van hoofd- en bijzaken, het formuleren van goed lopende zinnen met de juiste woorden, het logisch opbouwen van een alinea en het goed structureren van een betoog – het zijn allemaal elementaire vaardigheden die in veel studies nauwelijks nog aandacht krijgen. Over toon, het gebruik van voorbeelden, metaforen en stijlfiguren, het aansprekend formuleren en andere retorische kwaliteiten zal ik het maar niet hebben.

Wie niet zijn eigen taal beheerst, krijgt een vreemde taal helemaal niet onder de knie. Men mist simpelweg taalgevoel en taalvaardigheid. Het laat zich dan ook raden, wat de verengelsing van het hoger onderwijs in de meeste gevallen betekent voor de uitdrukkingsvaardigheid en het begrip van studenten. Ze bedienen zich van een beperkt woordarsenaal met veel vage en abstracte termen, stopwoorden en vaste uitdrukkingen. Kortom, taalverschraling. Ze zullen des te meer behoefte hebben aan ‘cijfers’, maar het interpreteren en bekritiseren daarvan wordt alleen maar moeilijker. Big Data gaat niet de verlossing brengen. Zoals Kant ons leerde: aanschouwing zonder begrip is blind.

Het is veelzeggend dat recentelijk in Amsterdam door studenten en docenten de Bildung Academie is opgericht waarin dergelijk ‘cultiverend’ onderwijs centraal staat. Studenten zelf hebben daar kennelijk behoefte aan en vinden dat niet meer op de reguliere universiteit.

Minstens zo veelzeggend is het dat een van de drijvende krachten achter dit initiatief de hoogleraar strafrecht Eugène Sutorius is, die vele jaren geleden is begonnen met praktische colleges retorica en daaromheen een enthousiaste groep studenten en oud-studenten heeft verzameld. Retorica als de kunst van de welsprekendheid is een essentieel onderdeel van de klassieke vorming en persoonlijkheidsontwikkeling.

Het veel gehoorde argument voor de genoemde verengelsing van het hoger onderwijs is dat de wetenschap internationaler wordt. De meeste studenten gaan echter helemaal niet werken in de wetenschap, maar komen terecht in het bedrijfsleven, in het onderwijs of bij de overheid. Het is nog maar de vraag in welke mate zij dit Engels in hun werkpraktijk nodig hebben; met goed Nederlands zouden ze vaak meer gebaat zijn. Kennis van Duits kan ook heel handig zijn.

Universitaire bestuurders lijken te vergeten dat in het openbaar bestuur, de rechtspraak, de medische wereld, de media enzovoorts een goede beheersing van het Nederlands van cruciaal belang is. Met het oog op dergelijke beroepspraktijken dient men binnen de academische opleiding juist aandacht te geven aan een goede vorming én de bijbehorende denk- en taalvaardigheid in het Nederlands. Dat men daarnaast ook Engels en bij voorkeur ook nog andere vreemde talen als Duits en Frans dient te kennen, spreekt daarbij voor zich.

De Vereniging van Universiteiten stelt in haar recent verschenen toekomstvisie over het academisch onderwijs dat zij de vorming van studenten tot ‘kritische burgers’ en het contact met de samenleving van groot belang acht. Dat klinkt natuurlijk prachtig, maar het laat zich moeilijk rijmen met de volledige verengelsing van onderwijsprogramma’s. Naast mijn werk aan de universiteit geef ik met enige regelmaat lezingen in het land, zowel in het bedrijfsleven als bij de overheid, en verzorg ik programmaonderdelen bij Comenius, leergangen voor het midden- en hoger management.

Wat mij daarin opvalt is dat er onder bestuurders en beleidsmakers vaak een grote behoefte is aan een Nederlands vocabulaire om persoonlijke of maatschappelijke ontwikkelingen te duiden.

Zowel op individueel als collectief niveau geldt dat de beheersing van de eigen taal cruciaal is om te kunnen benoemen ‘wat er leeft onder de mensen’ en hen te bereiken: dat zal iedere therapeut en goede politicus kunnen beamen. Onze publieke ruimte is Nederlandstalig: het journaal, de praatprogramma’s op radio en televisie, de artikelen in de krant, de politieke debatten in de Kamer enzovoorts. Zodra de talige betrokkenheid op de samenleving verdwijnt in de wetenschap, ontstaat er een gesegregeerde intellectuele elite die letterlijk en figuurlijk niet meer een zelfde taal spreekt als de mensen.

Zo was een van de grote problemen van het wetenschappelijk onderzoek naar ‘onderwijs’ dat veel onderwijskundigen zich daarbij niet of nauwelijks liet voeden door de kennis van leraren zelf in lokale onderwijspraktijken. De onderzoekers leefden in hun eigen bubbel zodat hun aanbevelingen ook niet werden opgevolgd. Inmiddels wordt onderkend dat naast ontdekkend en vernieuwend onderzoek ook de verspreiding (distributie) en aanpassing (adaptatie) van wetenschappelijke kennis in onze samenleving tot de kerntaken van de universiteiten behoort. Dit stemt overeen met een ander fundamenteel inzicht, namelijk dat het proces van globalisering in de kern altijd ook een lokale dimensie kent waarop moet worden ingespeeld. Glocalisering wordt dat wel genoemd. Voor deze verspreiding en aanpassing van wetenschappelijke kennis is samenwerking nodig met partijen buiten de universiteit, te beginnen met de verschillende sectoren van het hele onderwijsgebouw zelf.

Wie de kwaliteit van de geriatrie in Nederland wil verbeteren, moet uitgaan van een integrale benadering. Deze loopt van de academisch ziekenhuizen tot de wijkverpleging en de patiënten zelf. In deze wisselwerking tussen internationale wetenschap en lokale kennispraktijken speelt de cultivering van de een gemeenschappelijke taal een cruciale rol. Zoals Frank Miedema, een van de initiatiefnemers van Science in Transition en decaan van het UMC, eens treffend zei: „Verplegen betekent niet hetzelfde als ‘nursing’ – er gaan namelijk verschillende culturele praktijken en waarden in schuil.”

Zo wordt duidelijk dat ook de universiteit van de 21ste eeuw een plaats dient te zijn waarin de ‘vertaling’ van kennis plaatsvindt, waarin internationale wetenschap en lokale praktijken bij elkaar worden gebracht. Dit is de ware uitvoering van de wetenschapsagenda. Zo kan de universiteit een plaats zijn waarin echte ‘kritische burgers’ worden gevormd: geen ideologische luchtfietsers, maar mensen van vlees en bloed die verstand van zaken hebben.

Een universiteit die werkelijk diversiteit en academisch burgerschap nastreeft kan dus niet onder het mom van globalisering het globish tot haar enige voertaal maken, maar moet juist een ontmoetingsplaats zijn waar verschillende talen, culturen en wetenschapstradities elkaar kunnen verrijken.

Ook met het oog op de integratie van onze allochtone medelander is een dergelijke meertalige vormingsagenda aan onze universiteiten meer dan gewenst. Het komt het begrip tussen verschillende bevolkingsgroepen en levensbeschouwelijke tradities ten goede, omdat die zij een gemeenschappelijk taal moeten cultiveren waarin zij tot het hart kunnen spreken.

Tijdens het integratiedebat werd er steeds op gehamerd dat kennis van het Nederlands onontbeerlijk is om mee te doen in onze samenleving. Wat voor de integratie van Mohammed en Fatima kennelijk van groot belang werd geacht, lijkt nu voor hoger opgeleiden irrelevant te zijn. Ik ken net iets te veel wetenschappers die al jaren in Nederland wonen, maar geen idee hebben wat er om hen heen gebeurt. Ze voelen ook niet de noodzaak om Nederlands te leren, want de universiteit zelf acht Engels wel voldoende.

Maar als we zelfs in een van de belangrijkste instellingen van onze hoogcultuur niet meer trots zijn op onze eigen taal en die respectvol behandelen, welk vormingsideaal bieden we dan nog aan om in te integreren? Dan mag het weinig verbazing wekken dat uiteindelijk ook het gewone volk – en de belastingbetaler – weinig respect meer heeft voor de academische gemeenschap. En dan ligt ook het populistische verwijt voor de hand dat de universitaire elite vooral met zichzelf bezig is – en ondertussen de Nederlandse cultuur verkwanselt.

Ad Verbrugge is filosoof aan de VU en voorzitter van Beter Onderwijs Nederland. Samen met Govert Buijs richtte hij Èthos op – centrum voor integrale en normatieve analyse van maatschappelijke transformaties.

Van daaruit start in september [2015] de Nederlandstalige master Filosofie van cultuur en bestuur. Daarnaast is hij lid van het TaalCollectief. Volgende week verschijnt hun manifest voor een ‘taalrenaissance in het hoger onderwijs van de 21ste eeuw’ [1].

[1] Manifest van het TaalCollectief (27 juni 2015)

Een pleidooi voor een taalrenaissance in het hoger onderwijs van de 21ᵉ eeuw – te beginnen met Nederlands

<https://www.scienceguide.nl/…/MANIFEST-VAN-HET…>

Duitse Grünen hebben een noodplan met onmiddellijke maatregelen…

… voor het geval dat er te veel rechtse stemmen uitgebracht worden op 10 oktober.

Die bayerischen Grünen:

In den ersten 100 Tagen in der Regierung wollen wir Bayern ein Richtungs-Update geben.

Ned.: “Tijdens de eerste 100 dagen in de regering willen we Beieren een richtingsactualisering geven.”

Wat wordt hiermee bedoeld? Lees even mee:

1. Überparteilicher Notfallplan zum Schutz unserer Demokratie

Der Rechtsrutsch in unserem Land nimmt bedrohlich an Fahrt auf. Die Bindekräfte unserer Gesellschaft, der Zusammenhalt und die Kraft der Demokratie schwinden. Bayern braucht aber Bürgerinnen und Bürger, die sich einmischen und engagieren. Die einstehen für unsere Grundwerte und für unsere Freiheit. Wir wollen die Kraft der Vielen, unser demokratisches Miteinander und den Zusammenhalt wieder aufwecken. Als Startschuss werden wir noch vor Jahresende einen überparteilichen Dialog mit zivilgesellschaftlichen Akteuren einberufen. In dieser Runde entwickeln wir einen Notfallplan mit Sofortmaßnahmen für unsere demokratische Gesellschaft.

Ned.: “De rechtsruk in ons land ontwikkelt zich gevaarlijk snel. De samenhang van onze maatschappij en de kracht van de democratie verdwijnen. Beieren heeft echter burgeressen en burgers nodig die zich inmengen en zich erbij betrekken. Die instaan voor onze grondwaarden en voor onze vrijheid. Wij willen de kracht van de meerderheid, van ons democratisch samenzijn en de samenhang weer wakker schudden. Als startschot zullen we nog voor het einde van het jaar een niet-partijgebonden dialoog met de burgermaatschappelijke acteuren bijeen roepen. Tijdens hetwelke we een noodplan met onmiddellijke maatregelen voor onze democratische samenleving zullen ontwikkelen.”

Er staat nergens vermeld hoe deze “niet-partijgebonden noodplan voor de bescherming van onze democratie” er moet uitzien volgens het Grüne boekje. Wordt waarschijnlijk als verrassing na de verkiezingen bekend gemaakt.

Er zijn nogal wat mogelijkheden, waarbij men gewoon de DDR-methodes kan kopiëren en toepassen, zoals bv.:

  • verklikking
  • chantage
  • internering
  • beroepsverbod
  • inbeslagnames
  • schrappen van bankrekeningen en bevriezen van tegoeden
  • goelag

Wat met “burgermaatschappelijk acteuren” bedoeld wordt is duidelijk. Het begrip werd door de communistische voordenker Antonio Gramsci geboetseerd; van hem kwam trouwens ook het concept van de communistische infiltratie in de (al dan niet overheids)instellingen. De Grünen willen gewoon het communisme invoeren, terwijl ze over de zgn. bedreiging van de democratie spreken en vergeten erbij te vermelden dat hun “burgermaatschappij” nooit democratisch verkozen werd.

Op 8 oktober staan er in Beieren (en Hessen) Landtagswahlen (regionale) verkiezingen op het programma. Als het 100-dagen programma van de Grünen werkelijkheid wordt, is het gedaan met de Freistaat. Hopelijk laten de kiezers zich niet verleiden door het vals deuntje van de Grüne rattenvangers.

Hetzelfde thema, uit ons archief: 13.8.2014:

Even ernstig blijven, he!

Over de verkiezingen in Beieren berichtte ook:

Spannende verkiezingen in Beieren – Doorbraak.be