De vierde week van november vraagt de internationale kerkelijke ngo Kerk in Nood aandacht voor geloofsonvrijheid met ‘Red Wednesday’. Dan worden overal in de wereld kerken of bekende gebouwen rood uitgelicht. Volgens rapporten blijft geloofsvrijheid een groot en onderbelicht probleem.
62 procent van de wereldbevolking, dat is net geen vijf miljard mensen, leeft in een land dat de vrijheid van godsdienst sterk beperkt. Volgens het rapport Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023 van Kerk in Nood (internationaal ‘ACN’ genoemd – Aid to The Church in Need) is dat in 61 van de 196 landen het geval.
Mijn e-mail is geblokkeerd sinds woensdag 15 november 2023! Ik stuur nu langs een confrater hetgeen ik heb. Ik weet niet of mijn e-mail terug weer zal werken volgende keer. Bovendien zijn er de laatste tijd hier grote problemen met internet.
Goede Vrienden,
Van de waardigheid van ons mens-zijn hebben we tot heden twee belangrijke eigenschappen overwogen. We zijn geschapen naar het beeld van God en we dragen diep in ons een onstilbaar verlangen mee naar het volmaakte geluk, dat we enkel in God bereiken en zo verlangen we uiteindelijk naar God. Dit zijn de twee eerste en leven gevende wortels van ons mens-zijn, die ook heel ons leven kunnen bezielen. We hebben ze uitvoerig toegelicht en er enige actualisatie van gegeven.
Vooraleer de derde eigenschap te behandelenwil ik nogmaals even onderbreken. Het is de actualiteit die me er toe dwingt. In Gaza is een nooit eerder geziene slachting bezig, waarbij massa’s mannen, vrouwen en kinderen niet toevallig maar doelbewust worden vermoord. Kinderen, ziekenhuizen, ambulances worden direct gebombardeerd. En deze gruwel blijft maar doorgaan.
Sommigen menen dat zowel de oorlog in Oekraïne als deze waanzin in Israël-Palestina deel uitmaken van een grote verschuiving in het wereldgebeuren. Tot voor kort werd de wereld “unipolair” bestuurd. Eén enkele wereldmacht (VS, Israël, samen met het collectieve westen) kon de hele wereld domineren volgens eigen regels, ver verwijderd van het internationaal recht en de rechtvaardigheid. Hierdoor waren andere landen eigenlijk slechts vazallen of kolonies. Ondertussen zijn echter andere wereldmachten opgekomen waardoor een “multipolaire” wereld groeit (Rusland, China, India, de islamitische, Afrikaanse, Zuid-Amerikaanse beschavingen). Hierbij wil men andere landen in hun soevereiniteit respecteren en overeenkomsten sluiten tot wederzijds welzijn. De oorlog in Oekraïne tegen Rusland en de poging om het Palestijnse volk uit te roeien zouden dan een wanhopige – op voorhand mislukte – poging zijn van de oude “unipolaire” wereldoverheersing, die zich wil handhaven. (https://www.frontnieuws.com/alexander-dugin-mijn-visie-op-de-nieuwe-wereldorde-en-de-gaza-oorlog/). Hoe het ook zij, we geven nu een religieuze overweging op het gebeuren in Israël-Palestina.
Het Palestijnse volk, de oogappel Gods
De huidige politieke joodse leiders willen de strijd in Israël vanuit Bijbels perspectief rechtvaardigen. Het joodse volk is dan de oogappel van God die het recht zou hebben om zijn vijanden (Amalek in de Bijbel) tot de laatste man, vrouw en kind uit te roeien.
Een terugblik: Ondertiteling en vertaling via icoontjes onderaan
Christenen dienen het Oude Testament echter te lezen vanuit het Nieuwe Testament en het Nieuwe Testament te begrijpen tegen de achtergrond van het Oude. Jezus Christus bracht een grondige en definitieve vernieuwing. Hij is de vervulling, de verdieping, de verruiming van Gods openbaring. Hij is zelf de volheid van het Woord Gods. Sinds zijn dood en verrijzenis is iedere plaats op aarde gelijk aan Bethlehem, Nazareth, Golgota en Jeruzalem. Er is geen verschil meer tussen de roeping van een jood of een heiden. Ieder volk is in Christus “Gods uitverkoren volk” en zijn “oogappel”. Zo heeft Jezus ook de eigenlijke betekenis van het huwelijk tussen man en vrouw geopenbaard en de Wet van Mozes vervuld en overstegen. Ieder volk op aarde en ieder mens wordt uitgenodigd om hierbij zijn verantwoordelijkheid te nemen om gered te worden, nl. alleen door het geloof in Jezus Christus.
Jezus heeft geweend over Jeruzalem omdat het Hem, zijn Messias en heil niet heeft erkend en omdat de religieuze leiders hun taak om een “licht voor de volken” te zijn in Christus verwierpen. Hij heeft ook de ondergang van deze hoogst geëerde stad en zijn allerheiligste tempel voorspeld. De religieuze joodse leiders reageerden hierop met hoongelach. Zij waren zeker van hun goddelijke glorie en de onaantastbaarheid van hun heilige plaatsen. Jeruzalem en de tempel werden echter in het jaar 70 op verschrikkelijke wijze verwoest en de bevolking afgeslacht. Het bleef een trauma voor het joodse volk. Een groot deel van het joodse volk heeft de lessen hieruit niet getrokken.
Paulus, een authentieke besneden jood, fulmineerde tegen hen die nu nog hun heil zoeken in de besnijdenis in plaats van in het geloof in Jezus alleen. Ook de andere apostelen begrepen dat God alle volken, rassen en talen in Christus heeft uitgekozen tot zijn oogappel en geliefde volk om te delen in alle beloften, eens aan het joodse volk gegeven. Daarom werd op het eerste concilie van Jeruzalem beslist dat besnijdenis en Wet van Mozes niet meer nodig zijn. Het geloof in Jezus is vereist en volstaat om Gods heil deelachtig te worden. Het Palestijnse volk en alle andere volken zijn in Christus op gelijke wijze zoals het joodse volk, Gods uitverkorenen.
Hoe zal deze verschrikkelijke oorlog eindigen? Ook hiervoor geeft Jezus ons een aanwijzing: wie het zwaard hanteert, zal door het zwaard omkomen (Mattheus 26, 52). Dit geldt voor alle partijen maar uiteraard het meest voor hen wiens “zwaard” een alles overheersende militaire supermacht is met de meest gesofistikeerde vernietigingswapens én atoomwapens om met nooit eerder geziene gruwel mannen, vrouwen en kinderen welbewust uit te roeien. De Israëli’s menen hierdoor hun eigen veiligheid te verzekeren. We zien dat in werkelijkheid het tegendeel waar is. Door hun buitensporig geweld brengen ze zichzelf en al hun volksgenoten over de hele wereld in groot gevaar. Israël kan enkel overleven als het afziet van alle geweld, de rechtvaardigheid nastreeft en Christus erkent. In 1948 werden de nieuwe joodse bewoners gastvrij ontvangen in de Palestijnse dorpen, maar ze maakten er misbruik van om nauwkeurig alle belangrijke gegevens van de dorpen te noteren en ze later een voor een te overvallen. Israël kan enkel overleven in rechtvaardigheid en liefde als het ook het Palestijnse volk als de oogappel Gods erkent en met hen in vrede wil samenleven, zoals ook vele vrome, orthodoxe joden uitdrukkelijk vragen. Voor het Palestijnse volk geldt nu op bijzondere wijze het woord van Jezus: “Al wat je één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je Mij gedaan” (Mattheus 25, 40).
Laten we bidden voor het joodse volk dat het Jezus Christus, zijn grootste Rabbi zou erkennen als zijn Messias, de Zoon van God en de Redder van de wereld. Laten we bidden voor de moslims dat ze Jezus, de gestorven en verrezen Heer als hun enige Redder aanvaarden. Laten we bidden voor alle mensen, van welke geloofsovertuiging ook, dat ze levend vanuit een oprecht geweten, Jezus Christus als hun Verlosser mogen ontdekken en erkennen. Laten we bidden voor de christenen opdat we waardige volgelingen van Jezus Christus mogen worden en verkondigers van zijn heil.
P. Daniel, Monastery of Saint James in Syria, Qara, Syria 17.11.2023, www.maryakub.net
Nvdr: foto’s vindt u terug op Deir MarYakub El Mukata indien de techniek en IT-aansluiting het toelaten.
Flitsen
Twaalf jaar geleden kwamen we toe in Syrië, een land van grote welvaart en veiligheid, met een bevolking levend in harmonie. Het leven was zeer goedkoop. Syrië bracht 20% meer voedsel voort dan het zelf nodig had. Het had een overvloed aan gas en olie. Nagenoeg geen enkele voordeur van een huis was op slot. Dan kwamen de VS en het collectieve westen, die zich de “vrienden van Syrië” noemden. Ze richtten terroristische groepen op die ze trainden en betaalden en vielen Syrië binnen, zogenaamd om het volk van de terroristen te bevrijden. Ze roofden de oogsten, de olie en de gas. En dat blijven ze doen. Inmiddels lijden steeds meer mensen honger en kou. Ook wij hebben nu geen gas meer om het middagmaal klaar te maken. We behelpen ons met een houtkachel.
Dat verschillende volkeren op één en dezelfde plaats geen natie kunnen vormen, geen staat kunnen oprichten, lijkt logisch. Pas als het ene volk plaats ruimt, kan het andere volk deze ruimte innemen. Dat buitenstaanders, buitenlandse mogendheden, zomaar kunnen beslissen over het grondgebied dat niet tot hun eigen natie behoort, is iets dat niet strookt met logica of eerlijkheid. En toch ligt dit aan de basis van wat men nu het Israëlisch-Palestijns conflict noemt, én dat – bij uitbreiding – ook een schaduw werpt op de omringende landen, Syrië en Libanon.
Maurits Berger van de Universiteit Leiden geeft in 13 minuten een summier overzicht. We onthouden deze zin:
“Er is in al die jaren zoveel geweld geweest, dat je je kan afvragen of er wel kans op vrede is…”
Op de Filippijnen zou vrijmetselarij nogal populair zijn. Vandaar dat het Vaticaan nogmaals het resp. dogma herhaalde, nl. dat het katholieken verboden is deel uit te maken van de vrijmetselarij.
“Bij de oprichting van de Vrijmetselarij waren katholieken aanwezig in de loges. De Vrijmetselarij was nog maar enkele decennia oud, toen de paus in 1738 de katholieken verbood vrijmetselaar te worden. De eerste veeroordeling had te maken met het verbod van Katholieken om lid te worden van organisaties waar ook andersdenkenden waren. Deze maatregel werd tot tweemaal herhaald in de 19de eeuw. De excommunicatie gebeurde via een pauselijke bull, een vorm die zowel werd gebruikt voor geestelijke als wereldlijke communicaties. De Paus was toen immers nog wereldlijke heerser over de pauselijke staten in Italië, een gebied dat veel groter is dan het huidige Vaticaanstad. Het hoofdmotief lijkt toen politiek geweest te zijn: de kerk vermoedde dat ook Vrijmetselaars zaten achter de eenmaking van Italië die het verlies van de pauselijke staten tot gevolg had.
Een spoor vindt men hiervan terug in de artikels uit het kerkelijk recht dat de excommunicatie van de katholieke vrijmetselaars bevatte. Het artikel uit 1917 excommuniceert diegene die lid zijn of meewerken aan de Vrijmetselarij of andere gelijkaardige verenigingen die tegen de kerk complotteren. In 1983 verandert het kerkelijk recht. De Vrijmetselarij wordt niet meer bij naam genoemd. Er blijft enkel de verwijzing naar het toetreden tot verenigingen die tegen de kerk ageren. De Vrijmetselarij ageert uiteraard niet tegen de kerk, maar de vrijmetselaars blijven gevoelig aan integristische tendensen, en aan de mogelijke vermenging van kerk en staat.
Omwille van de politieke aspecten van de pauselijke bull, werd die in veel landen weinig toegepast. Zo waren er rond het jaar 1800 in België ook katholieke geestelijken vrijmetselaar, en zelfs een bisschop. In 1837 is er een brief van de Belgische bisschoppen die de katholieken verplicht uit de Vrijmetselarij treden. De klerikale tendens domineert in de katholieke kerk, d.w.z. de tendens om de scheiding tussen kerk en staat terug te draaien. Van de weeromstuit blijven diegene die niet akkoord gaan met het klerikalisme over in de Vrijmetselarij. Op dat ogenblik zijn er in het jonge België nog geen politieke partijen zoals we die vandaag kennen. De Vrijmetselarij wordt zo de facto het politieke centrum van wie niet tot de klerikalen behoort. De Vrijmetselarij wordt zo ook de kern van de liberale partij “avant la lettre”. Deze situatie is analoog in andere katholieke landen in Europa. Slechts in de tweede helft van de 19de eeuw ontstaat de liberale partij als dusdanig, en daarna de socialistische. Ook de vrijzinnige levensbeschouwing organiseert zich in eigen organisaties. (zie ook :Wat is de relatie met de vrijzinnigheid?). Daardoor kon de Vrijmetselarij in België zich weer gaan concentreren op haar eigenlijke missie: de zoektocht van de mens. De maatschappelijke actie gebeurt sedert dan weer op de passende fora. De oprichting van de Grootloge van België in 1959 past in het benadrukken van het zoeken, en de symbolische methode.
Kan een katholiek Vrijmetselaar worden? In 1983 verklaart de congregatie voor de geloofsleer o.l.v. kardinaal Ratzinger, ondertussen Paus Benedictus XVI, dat de schrapping van de expliciete vermelding van de Vrijmetselarij uit het canoniek recht niet betekent dat het negatief oordeel van de kerk veranderd is. Dat belet niet dat in veel landen de lokale kerkelijke overheden een veel toleranter houding hebben ontwikkeld tegenover de Vrijmetselarij. (Zie ook de website van het Vaticaan over dit onderwerp)
Voor de Vrijmetselarij is het aan de katholiek die vrijmetselaar wil worden om zelf uit te maken of de principes van de Vrijmetselarij tegen zijn godsdienstige overtuiging in gaan, en in welke mate hij zich dan (nog) katholiek noemt. Voor de Vrijmetselarij volstaat het dat de kandidaat zoekend is in volle persoonlijke vrijheid en eer en geweten, m.a.w. dat de humanistische kant aanwezig is, niet de integristische.”
Ook al is het pas november, toch slaat de Kerstgekte overal reeds toe. Een Australisch winkelparadijs wou er zich wel heel religievervagend vanaf maken door iedereen, van eender welke religieuze pluimage, fijne feestdagen te wensen door vooral het woord ‘kerstmis” niet te moeten gebruiken. Na protest werden de nietszeggende, en vooral laffe, wensen ingetrokken.
De symbolen voor Johannes, Mattheus, Marcus en Lucas worden op de torens geplaatst en vervolgens feestelijk verlicht.. In 2026 wordt de volledige afwerking verwacht.
“Groot zijt Gij, Heer en ten zeerste lovenswaardig… want Gij hebt ons gemaakt naar U, en rusteloos blijft ons hart totdat het zijn rust vindt in U“. Zo schrijft Augustinus rond 400 in zijn “Belijdenissen” (1). Hiermee verwoordt hij op schitterende wijze de tweede eigenschap van ons mens-zijn en zijn bekering is hiervan een merkwaardige illustratie.
Aurelius Augustinus werd in 354 in Thagaste (Numidië, het huidige Souk-Ahras in Algiers) geboren uit een heidense vader, Patricius, en een zeer vrome christelijke moeder, Monica. Hij streefde een academische loopbaan na om “redenaar” te worden, d.w.z. meester in de Latijnse taal en de klassieke literatuur. Op 19-jarige leeftijd was hij reeds “retoricus” in Thagaste, een jaar later in de hoofdstad Carthago, en tegen 383 was hij een goedbetaalde, naar eigen zeggen, “woordkunstenaar” in Rome. Intussen leefde hij met een meisje van de straat, waarmee hij 15 jaar samenwoonde, en met wie hij in 371 een zoon kreeg, Adeodatus, een zeer begaafde jongen die in 390 stierf. Hij was zeer ingenomen met zijn carrière en tevens hartstochtelijk gehecht aan zijn vriendin, al heeft hij het christelijk geloof van zijn moeder nooit helemaal afgezworen. Wel was hij overtuigd dat de Bijbelse verhalen en het christelijk geloof slechts sprookjes waren voor oude vrouwen. Zelf was hij meer geïnteresseerd in het manicheïsme, gesticht door Mani (+ 277), die twee eeuwige principes aanvaardde: een goede en een kwade macht. Negen jaar lang bleef het manicheïsme voor Augustinus zijn “gnosis”, hoewel hij er ook nooit een vurige verdediger van werd. Hij bleef verlangen naar de zuivere waarheid en werd daardoor steeds meer teleurgesteld door de gezaghebbende leraars van het manicheïsme, deze “beminnelijke nietsnutten“. God, schepping, oordeel, onsterfelijkheid… alles was voor hem één grote verwarring en het leven met zijn vrome moeder, die erg bezorgd was over zijn onstuimig gedrag, werd ondraaglijk. Door een list wist hij in 384 aan haar te ontsnappen en nam ’s nachts een boot vanuit Rome naar het noorden, naar Milaan, de stad van de keizer. Zijn moeder kwam hem echter achterna. Ondertussen begon Augustinus bekend te worden en zijn moeder wilde nu een fatsoenlijk en waardig huwelijk voor hem regelen. Uiteindelijk stemde hij er mee in en stuurde zijn vriendin terug naar Afrika: “Intussen vermenigvuldigden zich mijn zonden. De vrouw met wie ik samenleefde, was van mijn zijde weggerukt, omdat ze als een beletsel gold voor een huwelijk, en op de plek waar mijn hart aan haar had gehangen, was het stukgetrokken en verwond en bleef het maar bloeden… De wonde, mij toegebracht door de scheiding van die eerste vrouw, genas ook niet eens, maar na heftig gloeien en steken, bleef ze etterend voortduren…” (Belijdenissen VI, XV, 25). Maar kort daarna, nam hij toch weer een ander meisje. Aan een vriend bekende hij dat hij niet kon begrijpen hoe iemand kan leven zonder een seksuele relatie met een vrouw. Toevallig zag hij op straat een bedelaar lachen en besefte dat deze man zorgeloze vreugde genoot terwijl hij, verscheurd door lust, zijn ongelukkig leven in droefheid voortsleepte. In Milaan moest hij onder meer een lofrede uitspreken op keizer Valentinus II. Met de grootste welsprekendheid vertelde hij de grofste leugens en genoot er zelf van: “in deze toespraak vertelde ik meer leugens dan waarheid, en door te liegen won ik de gunst van de toehoorders, die wisten dat ik loog” (VI, VI, 9).
In Milaan was bisschop Ambrosius (+ 397) de grote autoriteit, en Augustinus ging naar de kathedraal om naar zijn preken te luisteren. De woorden van deze bisschop, samen met de liturgie en de psalmen, raakten zijn hart.
Ondertiteling en vertaling via icoontjes onderaan
Geleidelijk ontdekte hij het christelijk geloof en de katholieke Kerk. Hoewel hij geen kans kreeg om met deze bisschop te spreken, vond zijn immense dorst naar waarheid en schoonheid hier eindelijk echte bevrediging. Een oude priester, Simplicius, raadde hem aan het Manicheïsme te verlaten en zich eerder te wenden tot de Griekse filosoof Plotinus (+ 270), stichter van het Neoplatonisme, en diens leerling Porphyrius (+ 301/5).
“De Kerkvervolging door het atheïsme heeft plaats gemaakt voor een subtielere, maar even hardnekkige Kerkvervolging: de terreur uitgeoefend door de Kerkleiding zelf, die de leer van Christus ingeruild heeft voor de heidense aanbidding van de maakbare mens, zonder onderscheid van goed en kwaad, in de ban van de verzonnen en uitvergrote mythes van de klimaatreligie, deskundig georkestreerd door de sluwe profeten van het globalisme.”