In den beginne

Afbeeldingsresultaat voor in den beginneLANG VOOR ISRAËL BESTOND

In zijn roman “In den beginne” filosofeert de joods-Amerikaanse auteur Chaïm Potok erover hoe moeilijk het is een goed begin te maken met een grote onderneming. Dat geldt evengoed voor het schrijven van romans, het aanleggen van een tuin, het opstarten van een wetenschappelijk project of het verklaren van een historische gebeurtenis. Het is zeer moeilijk een goed beginpunt te kiezen. Voor wie zijn relaas van de Tweede Wereldoorlog laat beginnen in mei 1940 is heel het conflict onbegrijpelijk. Wie begint met de verkiezing van Hitler in 1933 zou nog altijd enkele essentiële elementen missen: de angst voor het overslaan van de bolsjewistische revolutie naar Duitsland, en de woede om het vernederende onrecht van Versailles, en de gevoelens van wraak en rancune die daaruit voortvloeiden. Wie begint met de invasie in Normandië in 1944, zou die militaire operatie dan weer kunnen voorstellen als een onderdeel van een aanvalsoorlog van de Britten en de Amerikanen.

Dat lijkt allemaal verschrikkelijk naïef, en niemand zal zo’n vergissingen maken als het om de Tweede Wereldoorlog gaat. Maar in de beschouwingen over het conflict tussen Israël en de Arabieren worden wel voortdurend soortgelijke perspectieffouten gemaakt. Men laat het relaas van de strijd beginnen met de verkiezing van Ariel Sharon, de Zesdaagse Oorlog van 1967, de bouw van de nederzettingen in Judea en Samaria, of op zijn best met de stichting van Israël in 1948 en de verdrijving van de Arabieren. Dat lijken allemaal logische beginpunten. Maar die gebeurtenissen waren helemaal geen beginpunten. Het waren eindpunten van lange en bloedige historisch processen.

Wanhopig en uitzichtloos?

Gewoonlijk verklaart men de huidige terreurcampagne met moorden en zelfmoord-aanslagen op Israëlische burgers als het gevolg van “Palestijnse wanhoop” en “uitzichtloosheid”, terwijl in werkelijkheid de tweede intifada is begonnen op een moment dat er meer dan ooit in het verleden een reëel uitzicht was op de stichting van een Palestijnse staat, en nadat de Palestijnse Entiteit meer autonomie en meer grondgebied hadden gekregen dan ooit tevoren.

Ja, de Palestijnse Entiteit had in 1993 slechts de volledige zeggingschap over een relatief klein deel van het totale grondgebied gekregen, maar ze had wel de controle over alle belangrijke steden.

  • Zij had een eigen regering, een eigen politiemacht die zo zwaar bewapend was dat ze de facto een leger vormde, eigen inlichtingendiensten, een eigen onderwijsnet dat massaal door de Europese Unie gefinancierd werd, echte ministeries en echte staatsstructuren.
  • Israël had als gebaar van goede wil honderden gevangenen vrijgelaten, inclusief een groot aantal terroristen die talrijke moorddadige aanslagen tegen burgers hadden gepleegd.
  • Israël had ook duizenden wapens geleverd om het leger en de politiediensten van Arafats embryonale staatje uit te rusten. Vergeleken met de “lege dozen” die wij zo goed kunnen uit onze staatshervormingen, waren dat keiharde en substantiële verworvenheden.
  • De diplomatieke relaties met de Verenigde Staten waren redelijk. Arafat werd op het Witte Huis ontvangen, en hij werd overal behandeld als een feitelijk staatshoofd.
  • De Europese Unie pompte vele miljarden in de structuren van de Palestijnse Entiteit. De Israëli’s waren oorlogsmoe en zij wilden hartstochtelijk graag geloven dat Arafat een tegengewicht zou kunnen vormen voor de groeiende macht van de fundamentalisten van Hamas en Djihad, en dat hij pragmatisch genoeg was om vrede te willen sluiten.
  • Premier Barak had ongelooflijke – en achteraf gezien onverantwoorde – toegevingen gedaan. Hij had zijn troepen uit de veiligheidszone in Libanon teruggetrokken zonder enige Arabische tegenprestatie.
  • Zelfs het oude taboe was doorbroken: de verdeling van Jeruzalem was in beginsel aanvaard. Er moesten nog pijnlijke knopen doorgehakt worden, maar dat ging om details en millimeters op stafkaarten. Het grote principe was aanvaard.
  • Ook het Egyptische voorbeeld was hoopgevend. De Egyptenaren hadden de Sinaïwoestijn teruggekregen – in fasen, net zoals de Palestijnse staat er in fasen aankwam. De vrede met Egypte was al twintig jaar stabiel en duurzaam gebleken. Nochtans was de Sinaï strategisch en economisch veel belangrijker dan Gaza, Judea of Samaria, in de “bezette gebieden”. Er zat olie. De teruggave van de Sinaï was een veiligheidsrisico: Israël gaf de natuurlijke verdedigingslinies langsheen het Suezkanaal en de Giddi- en Mitla-passen op, en de controle over Sharm El Sheik, van waaruit de Egyptenaren in 1967 een Israëlische levensader hadden afgesneden: de scheepvaartroute naar de Indische Oceaan. Toch hadden de Egyptenaren hun Sinaï teruggekregen, en de nederzetting van joodse kolonisten waren ontruimd.
  • Een vredesverdrag met Israël op basis van “Land voor Vrede” was dus mogelijk, en het leek zelfs binnen handbereik te liggen. Wanhoop? Uitzichtloosheid? Integendeel, naar alle meetbare criteria hadden de “Palestijnen” in 1993 en zelfs nog in 1999 betere perspectieven op een eigen staat dan de Koerden, de Basken of de Tibetanen. Volgens de hoopvolle formule “Land voor vrede” hadden de Arabieren in Palestina echt land gekregen, met echte steden. Maar zij waren niet bereid in ruil daarvoor echte vrede te bieden. Integendeel, zij ontketenden de bloedigste terreurcampagne sinds vele decennia. Uit wanhoop? Absoluut niet.
  • Juist omdat zij weer hoop hadden gekregen op de verwezenlijking van hun oude droom. En dat was niet de oprichting van een eigen staat, maar de vernietiging van Israël. Door zijn inschikkelijke opstelling en zijn eenzijdige terugtrekking uit Libanon had premier Barak een fout gemaakt die in het Oosten dodelijk is: hij had de indruk gegeven dat hij zwak was. Zijn toegevingen werden niet gezien als blijken van goede wil, maar als blijken van zwakheid. Het onoverwinnelijke Israël werd plots gezien als een stuurloze natie, die hals over kop uit Libanon vluchtte. Toen waren de oorlogshonden los. De hyena’s hadden bloed geroken, en de oude droom van de Endlösung leek plots binnen handbereik te liggen.

De echte inzet

Draait het conflict dan niet rond het eigendomsrecht over de oude joodse landstreken Judea en Samaria op de Westelijke Jordaanoever? Gaat het dan niet om de stichting van een Palestijnse staat? Zijn deze “bezette gebieden” die in 1967 door de Israëli’s werden veroverd dan niet de kern van de zaak? Natuurlijk niet. Die visie getuigt van een totaal gebrek aan historisch inzicht.

De échte inzet is de uitroeiing van de joden en de vernietiging van Israël. Dat waren al programmapunten van de Arabische staten lang voor 1967, lang voor de verovering van Judea en Samaria, lang voor de eerste joodse nederzettingen daar werden gevestigd. De Arabieren hebben tevoren al drie keer geprobeerd een vernietigingsoorlog tegen Israël te voeren: in 1948, 1956 en 1967. Want al eindigde dat conflict met een briljante Israëlische overwinning, de oorlog was begonnen door Egypte en Jordanië, niet door Israël. Hun Blitzkrieg was een tegenaanval na het afsluiten van de Straat van Tiran en de massale ontplooiing van Egyptische troepen – met zware Russische wapens – in de Sinaï.

En ook voor 1967 werd Israël al geteisterd door terreuraanslagen en moorden op ongewapende burgers. De Arabische tactiek was nog anders. Er werden bijvoorbeeld nog geen zelfmoordcommando’s ingezet.  Maar de doelwitten waren dezelfde: ongewapende burgers in scholen, autobussen en kibboets. Ook voor 1967 werden duizenden –letterlijk duizenden!- joodse mannen, vrouwen en kinderen vermoord door Arabische terroristen.

Ook binnen de grenzen van voor 1967 werd het bestaan van Israël niet aanvaard. Een teruggave van Gaza, Judea en Samaria zou alleen een terugkeer betekenen naar de situatie die tot drie oorlogen en honderden terreurdaden heeft geleid. In ongeschikte orde kunnen dus ook de joodse nederzettingen in de “bezette gebieden” niet de oorzaak zijn van de Arabische haat en frustraties. Oorzaken komen altijd voor de gevolgen.

De PLO werd opgericht in 1964, jaren voor de verovering van Gaza, Judea en Samaria, en voor daar ook maar één nederzetting was gevestigd. Maar toen al verkondigde Arafat dat de joden in zee gedreven moesten worden… Is 1948 dan misschien een goed beginpunt? Ligt de diepere oorzaak van het conflict niet in de verdrijving van de Arabieren uit hun vaderland? Deze opvatting wordt zo algemeen aanvaard dat ze bijna nooit meer ernstig in vraag wordt gesteld, maar ze is aantoonbaar onjuist. De verdrijving van de Arabieren uit Palestina was niet het beginpunt. Het was niet de kiem waaruit alle haat en alle frustraties voortvloeiden. Het was integendeel een onvermijdelijke reactie op bijna dertig jaar Arabische terreur, van pogroms en massamoorden, en op de openlijke aangekondigde poging om het embryonale Israël te vernietigen en alle joden af te slachten. Azzam Pasja, de secretaris van de Arabische Liga, had het volkomen schaamteloos geformuleerd: “Dit wordt een oorlog van uitroeiing en kolossale slachting waarover gesproken zal worden als over de Mongoolse bloedbaden en de kruistochten.”

Wie het conflict in het Nabije Oosten wil begrijpen, moet het echte begin zoeken. Er is natuurlijk nooit één enkel beginpunt, nooit één enkele bron waaruit de rivier van de geschiedenis ontspringt. Grote historische stromingen zijn altijd samenvloeiingen van verschillende rivieren, elk met hun eigen bron.

Mohammeds haat

De eerste bron van de islamitische haat tegen de joden ontspringt in de zevende eeuw in de Arabische woestijn, toen de islam nog slechts een obscure sekte was, en Mohammed nog slechts een rovershoofdman die een klein territorium rond Medina terroriseerde met moord, plundering en verkrachting.

In het prilste begin had Mohammed gehoopt dat de joden zijn nieuwe religie enthousiast zouden omhelzen, maar toen bleek dat zij hem niet als een profeet erkenden, sloeg zijn aanvankelijke hofmakerij om in bittere haat. De joodse stammen in de oases rond Medina werden één voor één aangevallen en onderworpen. Sommige stammen konden zich redden door hun geloof af te zweren en zich tot de islam te bekeren. Maar wie weigerde werd gruwelijk gestraft. Na de capitulatie van één joodse stam liet Mohammed alle 700 mannelijke gevangenen onthoofden. De meisjes en vrouwen werden als krijgsbuit onder de moslimkrijgers verdeeld. Mohammed zelf nam bij die gelegenheid een joods meisje als slavin. Zij heette Zainab. Haar naam is bewaard gebleven omdat zij probeerde Mohammed te vergiftigen, hetgeen helaas mislukte.

Op het einde van het zijn leven gaf Mohammed zijn opvolgers bevel alle joden, alle christenen en alle andere ongelovigen uit het Arabische schiereiland te verdrijven. In het “heilige land” van de moslims mocht niet één onreine hond overblijven.

De leugen van Jeruzalem

De tweede bron vinden we in de achtste eeuw, als de moslims beslag leggen op Jeruzalem als hun derde heilige stad. Leken denken dikwijls dat Jeruzalem voor de moslims een even belangrijke heilige stad is als voor de joden, maar dat steunt alleen op propaganda, niet op feiten. Geen enkele gebeurtenis uit de geschiedenis van de islam heeft zich in Jeruzalem afgespeeld.

Mekka en Medina staan natuurlijk centraal in de islamitische heilsgeschiedenis, maar Jeruzalem heeft niet eens een bijrolletje. De enige “gebeurtenis” die zich volgens de islamitische traditie in Jeruzalem heeft afgespeeld, is de aanvang van de zogenaamde “nachtelijke reis”. Volgens dat – duidelijk verzonnen – verhaal is Mohammed vanuit de Arabische woestijn met een gevleugeld paard naar Jeruzalem gevlogen, en daar is hij opgestegen om een bezoekje te brengen aan het paradijs. De moslims baseren zich op dat verhaal om nu Jeruzalem op te eisen als één van hun heilige steden.

De enige rol die Jeruzalem voor de moslims speelt is als brandpunt van hun haat tegen de joden. Waarom willen zij Jeruzalem? Waarom moesten er absoluut moskeeën gebouwd worden op de Tempelberg? Niet om echt godsdienstige redenen, maar gewoon om de joden te vernederen door hun heiligste plaats te bezetten en te ontwijden. Als er geen joden waren, dan zou het belang van Jeruzalem voor de islam vrijwel nihil zijn.

In de joodse bijbel komt Jeruzalem 669 keer voor, in de christelijke evangelies 154 keer, maar in de koran niet één keer. Dat Mohammed juist in Jeruzalem zou zijn weggevlogen naar het paradijs wordt wel door alle moslims verteld, maar het staat nergens in de koran. Daar staat alleen dat Mohammed magische nachtelijke reis begon in “de verste moskee.”

Op dat ogenblik waren Palestina en Jeruzalem nog niet bezet door de moslims. Ze waren nog stevig in handen van de Byzantijnen, en er stond nog niet één moskee. Palestina wordt in de koran trouwens altijd aangeduid als adna al-ard, “het meest nabije land.” In werkelijkheid moet die “verste moskee” die in de koran wordt vermeld in Medina gestaan hebben of in het stadje Jirana. Pas lang na de verovering van Jeruzalem door kalief Omar in 692 begonnen de moslims te beweren dat die “verste moskee” in Jeruzalem gesitueerd moest worden. Dit gebeurde voor het eerst officieel in 715, toen de Omayyaden een moskee op de Tempelberg bouwden en die heel sluw al-masjid al-aqsa noemden, hetgeen betekent… “de verste moskee.” Voor meer gedetailleerde informatie over dit onderwerp kan ik het artikel The Muslim Claim to Jerusalem aanbevelen op www.DanielPipes.org.

Op zijn best was die reis op het gevleugelde paard een visioen, op zijn slechtst was het een onhandige leugen, die jaren later dan nog eens werd bijgeschaafd en geherinter-preteerd het eigendomsrecht op het joodse Jeruzalem te claimen. Maar tenzij men ooit in de woestijn het geraamte van een paard met vleugels vindt, is dit verhaal duidelijk onhistorisch. Als men dit soort nonsens als rechtsgeldig aanvaardt, dan kunnen de moslims àlle religieuze plaatsen en àlle heiligdommen van àlle religies overal ter wereld opeisen. Dan volstaat het dat één of andere imam verkondigt dat hij in een visioen Mohammed heeft gezien in de kathedraal van Chartres, in de Sint Pietersbasiliek, in het Vaticaan, in Lourdes, in de basiliek van Assisi, op de geboorteplaats van Boeddha of in de Gouden Tempel van de Sikhs en met één klap zouden al die heilige plaatsen door de islam geclaimd kunnen worden.

De Tempelberg en de Klaagmuur waren heilige plaatsen voor de joden, en Jeruzalem was hun hoofdstad, al meer dan duizend jaar voor de islam bestond. Moslims hebben daar niets te zoeken, en zij moeten zich ook niet bemoeien met de manier waarop de joden hun heilige plaatsen willen beheren, verbouwen, restaureren of voor hun eredienst gebruiken. Het is nonsens in die context te gaan leuteren over “gemeenschappelijke” heilige plaatsen of “gedeelde” religieuze territoria. Dat kan zinvol zijn als twee geloofsgemeenschappen allebei historische rechten hebben op een dezelfde plaats, zoals bijvoorbeeld de verschillende christelijke kerken in Nazareth of Bethlehem. Maar in Jeruzalem hebben de moslims zulke rechten niet, net zo min als in Rome. De joden moeten Jeruzalem niet delen met de moslims. Net zomin als een echtgenoot zijn vrouw moet delen met een bandiet die haar ooit heeft verkracht. Want dat is precies wat de moslims in Jeruzalem en nog tientallen andere plaatsen hebben gedaan: net zoals zij de vrouwen van hun verslagen vijanden verkrachtten en als slavinnen meesleepten, zo hebben zij ook de heiligste plaatsen van alle andere religies moedwillig en systematisch verkracht.

Tot 1967 stonden het oude Jeruzalem met de Tempelberg en de Klaagmuur onder gezag van Jordanië. Niet één jood mocht daar toen komen bidden. Toen Jeruzalem na de Zesdaagse Oorlog door de joden werd heroverd, konden de moslims ongehinderd erediensten blijven houden in de Al Aqsamoskee en de Rotskoepelmoskee. Israël is niet alleen de enige democratie en de enige rechtsstaat in de regio. Het is ook de enige staat die de godsdienstvrijheid respecteert.

“Spuw in hun mond”

Een derde bron  vinden we in de dhimmi-wetgeving, het islamitische equivalent van de rassenwetten van Neurenberg. De positie van joden en christenen die onder islamitische heerschappij leven werd in de zevende eeuw vastgelegd in het zogenaamde dhimmi-statuut. Dit ontneemt joden en christenen vrijwel al hun rechten en legt hen een aantal vernederende bepalingen op.

Moslimmannen mogen joodse of christelijke echtgenotes of haremvrouwen hebben, maar een dhimmi mag nooit trouwen met een islamitische vrouw of een seksuele relatie met haar aanknopen. Daarop stond de doodstraf. Wie trachtte een moslim tot een ander geloof te bekeren kreeg ook de doodstraf. Dhimmi’s mogen geen kritiek leveren op de islam, de koran of de profeet Mohammed. Zij mogen geen kerken of synagogen bouwen, verbouwen of herstellen. Zij moeten speciale belastingen betalingen om hun geloof te mogen behouden: een individuele belasting, de djizya en een collectieve belasting, de kharadj, die door de gemeenschap gezamenlijk betaald moet worden. Wie niet kan betalen wordt als slaaf verkocht of moet zijn kinderen als slaaf verkopen. Het volstaat niet die belasting te betalen, ze moet volgens de koran “in vernedering” betaald worden. Meestal ging de inning ervan gepaard met een slag in het gezicht. Eén vrome islamitische rechtsgeleerde bepaalde zelfs als de belastinggaarder in de mond van de dhimmi mocht spuwen.

Dhimmi’s mogen geen akkers of gronden bezitten, ze mogen geen wapens dragen, ze mogen geen openbare ambten bekleden en geen dienst nemen in het leger of de politiemacht. Ze mogen in het openbaar geen wijn drinken en niet bidden. Ze moeten hun doden in het donker begraven, zonder liederen of religieuze muziek.

Deze vaste bepalingen worden nog aangevuld met bijkomende regels, die van land tot land kunnen verschillen. Sommige interpretaties bepaalden dat ze niet te paard rijden, of geen zadels gebruiken, of buitenshuis alleen blootsvoets mochten lopen. Het ging daarbij duidelijk niet alleen om belastinggeld. Het was geïnstitutionaliseerde vernedering. Meestal moesten dhimmi’s speciale kledij dragen of een kenteken dat hun duidelijk van de moslims onderscheidt: een gordel in een voorgeschreven kleur, een jodenster, een speciale bespottelijke muts. Dit om te beletten dat zij een moslim per ongeluk zouden bezoedelen door een toevallige aanraking op straat. Zij waren de onaanraakbaren van de islamitische samenleving. Het humanisme en de Verlichting waren aan de moslimwereld voorbijgegaan, en in de negentiende eeuw ging het van kwaad naar erger: In de negentiende eeuw ging het van kwaad naar erger: in Algerije, Tunesië, Egypte, Libië en Marokko werden de joden gedwongen in getto’s te leven. In Marokko mochten de joden buiten het getto alleen blootsvoets of met sandalen van stro rondlopen.

Dhimmi’s konden voor een rechtbank niet tegen een moslim getuigen. In een conflict met moslims zijn zij dus volkomen rechteloos, of het nu om een strafzaak gaat, een financieel contract, een verkoopakte of een lening. Een moslim kon ongestraft de vrouwen van dhimmi’s verkrachten, want hun verklaringen en getuigenissen waren voor een islamitische rechtbank per definitie ongeldig. In het Ottomaanse Rijk werden de belastingen in geld nog aangevuld met een zogenaamde bloedpacht: iedere christelijke gemeenschap moest een aantal kinderen leveren aan de islamitische staat. De meisjes kwamen in harems terecht, de jongens werden onder dwang bekeerd en opgeleid tot ambtenaren, eunuchen of soldaten van het gevreesde janitsarenkorps. Zij werden systematisch ingezet om opstanden in christelijke gebieden te onderdrukken. Daarbij moesten zij dikwijls hun eigen familieleden doden.

Het dhimmi-statuut leidde tot een langzame verstikking van de christelijke en joodse gemeenschappen in Syrië, Egypte, de Maghreb, Palestina en het gebied dat nu Turkije is. Men mag daarbij niet uit het oog verliezen dat die gewesten voor hun vervoering door moslims bijna volledig christelijk waren, met aanzienlijke joodse enclaves. Maar de chris-telijke gemeenschappen zijn er sindsdien volledig verdwenen of gereduceerd tot kleine rechteloze minderheden. De bepalingen van het dhimmi-statuut zijn in het islamitisch recht nooit afgeschaft. Zij zijn tot op de dag van vandaag nog steeds van kracht, en radicale migranten stellen de dhimmi-wetgeving zelfs voor als een bewijs van islamitische verdraagzaamheid, en als een gezonde basis het bepalen van de machtsverhoudingen in het multiculturele Europa.

Statische tijd

Misschien denkt de lezer dat die gebeurtenissen van meer dan duizend jaar geleden niet meer echt relevant voor het huidige conflict tussen joden en moslims. Dat is een typisch westerse misvatting, die voortvloeit uit onze lineaire visie op tijd en geschiedenis. Voor westerlingen gaat de tijd voorbij. Het verleden vervaagt en het verliest aan realiteit. Zelfs als men zich de feiten nog herinnert dank zij lectuur en geschiedenisonderwijs – en dat is lang niet altijd het geval!- dan vervagen zeker de emoties: de haat, de vijandschap, de woede.

Over de Tweede Wereldoorlog en de repressie kunnen de emoties nog zeer hoog oplaaien, want wijzelf of onze ouders of onze grootouders hebben dat meegemaakt en daaronder geleden. Het is nog een stuk van ons persoonlijk leven, onze eigen herinnering. Maar wie maakt zich nog op dezelfde manier druk over Napoleon, Filips II of Djenghis Khan? Haten wij daarom de hedendaagse Fransen, Spanjaarden of Mongolen? Het idee alleen al is absurd. De eeuwen zijn erover heengegaan en hebben de rauwe emoties weggeërodeerd.

Die visie op tijd is echter typisch westers. In andere culturen, en zeker in de islamitische, gaan tijd en geschiedenis niet op dezelfde manier voorbij. De wonden, de haat en de emoties van eeuwen geleden zijn nog rauw en levend. Moslims kunnen met razernij in hun ogen over de kruistochten vertellen, en zich daarin opboeien alsof het gisteren is gebeurd, alsof zij het zelf hebben meegemaakt. Duizend jaar geleden was vorige week, en honderd jaar geleden was gisteren. De islam heeft een absoluut statische visie op geschiedenis. In de islam gaat de tijd nooit voorbij.

Pogroms

De Arabische propaganda, die gretig wordt overgenomen door onwetende of oneerlijke multiculturalisten, heeft het waanidee verspreid dat joden en moslims eeuwenlang vreedzaam en zonder grote problemen hebben samengeleefd, en dat de conflicten pas begonnen zijn met het zionisme en de stichting van Israël. Dat is puur revisionisme en geschiedenisvervalsing.

Het eeuwenoude antisemitisme in de islamitische wereld is even irrationeel en bloedig geweest als in Europa. Kort na de verovering van Marokko door de moslims  werden vele joodse gemeenschappen er uitgeroeid op bevel van koning Idris I. Ironisch genoeg werd de eerste pogrom in Europa trouwens ook door moslims gepleegd, op 30 december 1066, in het toen nog islamitische Cordoba. Naar schatting 5000 joden werden afgeslacht. Onder de Almohadendynastie die van 1147 tot 1269 over Spanje heerste, werden de joden zo wreed vervolgd dat zij massaal naar de christelijke koninkrijken in Noord-Spanje vluchtten.

Bij Maimonides vinden we hartverscheurende beschrijvingen van joden die werden gedwongen zich tot de islam te bekeren. Ook in de gebieden van de Almohaden in de Maghreb werden massaal joden vermoord of met geweld bekeerd.

Onder het bewind van de waanzinnige Fatimidenkalief al Hakim werden 30 000 kerken geplunderd en verwoest in Egypte en Palestina, onder andere de Heilig Grafkerk in Jeruzalem, hetgeen één van de verre oorzaken was van eerste kruistocht. De synagogen ondergingen hetzelfde lot. Joden moesten een kalfskop op hun borst dragen, christenen een zwaar houten kruis. De christelijke kerkhoven werden systematisch geschonden. De lichamen werden opgegraven en voor de honden gegooid.

In 1465 werden in de Marokkaanse stad Fez duizenden joden gelyncht door een razende menigte. Volgens de kronieken waren er in heel de stad slechts 11 overlevenden… Deze pogrom veroorzaakte een golf van soortgelijke massamoorden in andere Marokkaanse steden.

In Libya liet de plaatselijke pasha in 1785 honderden joden afslachten. In Algiers waren er pogroms in 1805, 1815 en 1830. In Marrakesh werden tussen 1864 en 1880 meer dan 300 joden vermoord. De kronieken vermelden ook talrijke vernielingen van synagogen.

In Egypte en Syrië werden op grote schaal joodse gebedshuizen vernield in 1014, 1293, 1294, 1301 en1302. In Irak gebeurde dat bijvoorbeeld in 854, 859 en 1344, in Yemen in 1676. En daarnaast waren er nog talrijke campagnes waarbij joden gedwongen werden zich tot de islam te bekeren: in Yemen in 1165 en 1678, in Baghdad in 1333 en 1344, in Marokko in 1275, 1465 en in drie opvolgende jaren vanaf 1790. Nee, het is echt niet begonnen met het zionisme, of met de verdrijving van de Arabieren uit Palestina. En het zal echt niet eindigen met de oprichting van een Palestijnse staat…

De Apenplaneet

Eén van de psychologische schokeffecten in het verhaal De Apenplaneet ligt in de volledige omkering van een vanzelfsprekende realiteit: mensen zijn superieur aan dieren. Zelfs zeer primitieve mensen – bijvoorbeeld pygmeeën – kunnen dank zij hun wapens en hun vernuft ook de sluwste en vervaarlijkste dieren de baas. Het is op aarde al minstens een miljoen jaar nooit andersom geweest. Zelfs de intelligentste mensapen, de chimpansees en de gorilla’s, hebben nooit cultuur voortgebracht. Ze hebben nooit georganiseerde legers op de been gebracht en steden of staten gesticht. Wie schetst dan de verbijstering en het ongeloof van de astronauten die op de Apenplaneet een samenleving ontdekken van min of meer beschaafde chimpansees en gorilla’s…

Voor de Arabieren was de stichting van Israël in 1948 een soortgelijke ervaring. Zij hadden de joden altijd beschouwd als dhimmi’s, als slaven, als “apen en varkens”. Die termen worden tot op heden in de islamitische propaganda gebruikt. Zij geven precies weer hoe moslims al dertien eeuwen lang over joden denken: als inferieure, verdorven, onreine ongelovigen die men straffeloos kan treiteren, terroriseren en vernederen.

De superioriteit van de Arabische moslims over de joden is in hun ogen even vanzelfsprekend als de superioriteit van de mens over de chimpansee. En plots blijkt dat die “apen en varkens” een eigen staat uit de grond stampen, dat zij betere organisatoren, wetenschappers en militairen zijn, die de veel grotere en veel beter bewapende Arabische legers keer op keer in de pan hakken. Die ervaring veroorzaakte in de Arabische wereld een psychologische schok die alleen maar vergeleken kan worden met de ontreddering van de astronauten die op de Apenplaneet zijn neergestort.

Alleen als men die vergelijking voor ogen houdt, kan men de Arabische obsessie voor Israël en de joden begrijpen, de irrationaliteit ervan, de frustraties, de bloeddorstige haat. Het bestaan van Israël – ongeacht binnen welke grenzen – is een belediging voor de Arabische psyche en het islamitische wereldbeeld, een onaanvaardbare vervloeking.

Joden – en christenen overigens, voor hen geldt juist hetzelfde statuut  – mogen hoogstens bestaan als dhimmi’s, als slaven, als honden en pispalen van de moslims. Maar niet als vrije mannen met een eigen waardigheid, en zeker niet met een eigen staat. Het naakte bestaan van Israël confronteert de Arabieren voortdurend met hun eigen falen, hun eigen stagnatie op wetenschappelijk, politiek, militair en maatschappelijk terrein, met de ineenstorting van hun islamitische wereldbeeld.

De haat van de moslims tegen Israël heeft analoge wortels als de haat van de white supremacists uit het Amerikaanse diepe Zuiden tegen negers. Zolang de negers als slaven op de plantages werkten, werden zij aanvaard, zij het dan helemaal onderaan de sociale ladder. Zij waren volkomen rechteloos en overgeleverd aan alle denkbare misbruiken, waarvan het afzonderlijk verkopen van kinderen de wreedste was. Maar uitbarstingen van echte gewelddadige rassenhaat kwamen toen slechts zelden voor. Alleen een volslagen idioot zou een dure slaaf zomaar vermoorden… De lynchpartijen,  brandstichtingen en racistische moorden, onder andere van de Ku Klux Klan, begonnen pas na de vrijmaking van de slaven. In hun onderworpen, rechteloze positie werden zij aanvaard, maar als vrije mannen niet. De houding van de moslims tegenover joden is gelijklopend: als onderworpen dhimmi’s werden zij aanvaard, maar niet als vrije burgers in een onafhankelijke staat, ongeacht binnen welke grenzen.

Afbeeldingsresultaat voor marc jorisMarc Joris

 

 

3 gedachten over “In den beginne

  1. Mooi geprobeerd.
    Mag ik u de boeken:
    Iraq, Babylon and Baghdad in Jewish History and Thought van Steven Bayme
    en
    A History of Jewish-Muslim Relations from the Origins to the Present Day van A Meddeb en B. Store
    aanraden?

    u merkt dan wel zelf wat u moet rechtzetten -en dat is nogal wat-, want wat uzelf achterhaalt is beter dan datgene wat u door iemand anders wordt voorgeschoteld. Een mens onthoudt het namelijk beter

    U kan eveneens een duik nemen in ‘100 Jahre Sykes-Picot-Abkommen. Wurzel des Nahostkonflikt.

    Voor het overige is vandaag, meer dan ooit, deze zin van kracht:
    ‘En het licht scheen in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet aanvaard.’

    • There is nothing easier and simpler than fear-mongering and sowing terror. There’s nothing easier and simpler than to become thuggish, morally bankrupt, and self-righteous.

      On Holocaust memoral day, it is appropriate to discuss our own ability to uproot from our midst signs of intolerance, signs of violence, ad self-destruction on the path toward moral deterioration.

      Uit de speech van Gen. Yair Golan op 5/06/2016 die Israël bovendien nog vergeleek met Nazi-Duitsland.

Reacties zijn gesloten.