Het Zeeuws Volkslied…

… een stukje geschiedenis vervat in een lied

bol.com | Zeeuwse Vlag - Grote Zeeland Provincie Flag - Met Wapen -  Vlaggenmast Vlag - Van 100%...

De Zeeuwse vlag is ontworpen in 1948. Het wapen met de spreuk ‘ik worstel en kom boven’ slaat op de strijd tegen de Spanjaarden.

Het Zeeuws Volkslied is in 1919 ontstaan als reactie op Belgische annexatieplannen die al tijdens de Eerste Wereldoorlog opkwamen. Veel Belgen vonden dat Nederland zich door zijn neutraliteit tijdens de oorlog pro-Duits had gedragen. De Belgische regering wilde als compensatie voor de enorme schade en ellende die land en volk ondervonden twee Nederlandse gebieden annexeren: Zuid-Limburg vanwege de steenkool en Zeeuws-Vlaanderen vanwege de toegang tot Antwerpen.

In Zeeuws-Vlaanderen werd hier sterk tegen geageerd door ds. J.N. Patist, die vond dat het gebied van Hulst tot Cadzand ‘eigen landje, maar deel van Nederland’ moest blijven. Hij schreef samen met J. Vreeken in 1917 de tekst en muziek voor een protest-lied dat het Zeeuws-Vlaamse Volkslied is gaan heten.

In 1919 kwam het Belgische annexatie-streven nog sterker naar voren. Een grote groep in heel Zeeland voelde toen de behoefte de verbondenheid met Nederland en Oranje te benadrukken. De hoofdonderwijzer uit ‘s-Gravenpolder, D.A. Poldermans, schreef hierop de woorden van een volkslied waar de Middelburgse dirigent J. Morks de muziek bij schreef. Het Zeeuws Volkslied droegen zij op aan de Commissaris der Koningin, mr. H.J. Dijckmeester. Het lied bleek een blijver: bij veel gelegenheden, onder meer tijdens de nieuwjaarsrecepties van de Provincie Zeeland, wordt het door de aanwezigen gezongen.

https://www.zeeland.nl/over-zeeland/zeeuwse-vlag-en-wapen

Geen dierder plek voor ons op aard,
Geen oord ter wereld meer ons waard,
Dan, waar beschermd door dijk en duin,
Ons toelacht veld en bosch en tuin;
Waar steeds d’aloude Eendracht woont,
En welvaart ‘s landsmans werk bekroont,
waar klinkt des Leeuwen forsche stem;
‘Ik worstel moedig en ontzwem!’

Het land, dat fier zijn zonen prijst,
En ons met trots de namen wijst,
Van Bestevaer en Joost de Moor,
Die blinken zullen d’eeuwen door;
Waarvan in de historieblaên,
De Evertsen en Bankert staan,
Dat immerhoog in eere houdt,
den onverschrokken Naerebout.

Gij, Zeeland, zijt ons eigen land,
Wij dulden hier geen vreemde hand,
Die over ons regeeren zou,
Aan onze vrijheid zijn wij trouw.
Wij hebben slechts één enk’le keus:
‘Oranje en Zeeland!’ da’s de leus!
Zoo blijven wij met hart en mond,
Met lijf en ziel: goed Zeeuwsch goed rond.