450 jaar bevrijding van Den Briel

Op 1 april 1572, vandaag precies 450 jaar geleden, viel het Zuid-Hollandse vestingstadje Den Briel als een rijpe appel in de schoot van de watergeuzen. En dit tot grote verrassing van zowel de aanvallers als het handvol verdedigers. Het was hoe dan ook een belangrijk sleutelmoment in de Tachtigjarige Oorlog, de opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse kroon.

We schrijven het Jaar onzes Heren 1572: De rebellie tegen de Spaanse koning Filips II loopt niet van een leien dakje voor de opstandelingen. De Spaanse hertog van Alva die in augustus 1567 hier was aangekomen om schoon schip te maken ging en plein public de confrontatie aan met de opstandige edellieden in onze gewesten. Toen die edelen, onder aanvoering van Willem van Oranje hierop met een heuse invasie vanuit de Duitse landen reageerden was het hek helemaal van de dam. Geldgebrek, een falend strategisch inzicht en onvoldoende steun van de lokale bevolking deden de overmoedig geworden prins van Oranje echter de das om.

Terwijl in het noorden bij het plaatsje Jemmingen, de troepen van zijn broer, Lodewijk van Nassau, door de Spanjaarden in de pan werden gehakt, was Oranje aan een zinloos en mislukt beleg van Luik begonnen. Nadien trok hij doelloos door Namen en Henegouwen om uiteindelijk in december in Frankrijk zijn troepen af te danken…

In het jaar 1572 wilde Oranje opnieuw een inval wagen. Hij hoopte dat het keiharde repressieve optreden van Alva nu meer mensen de keel uithing dan in 1568. Bovendien had hij in de tussenliggende jaren zijn contacten verstevigd met de protestantse partij in Frankrijk, de hugenoten. Van hen verwachtte hij steun en met Franse militaire hulp zou zijn eigen tweede inval – in combinatie met een aanval over zee – moeten slagen. Het grote probleem was – afgezien van de financiering van de eigen troepen – het op elkaar afstemmen van de verschillende acties.

Op 27 maart 1572 stelde de prins zijn broer Lodewijk aan tot bevelhebber over de Geuzenvloot. Deze watergeuzen waren een merkwaardige mix van voortvluchtige protestanten, dieven en avonturiers die zich, versterkt door Franse hugenoten, onledig hielden met piraterij en het ontwrichten van de Spaanse vloothandel in de Noordzee. Hun buit brachten ze in de hen goedgezinde Engelse havens aan land totdat hen op 1 maart 1572 door Elizabeth I de toegang tot haar havens werd ontzegd.

Ze voeren daarop met een vijfentwintig schepen tellende vloot naar de Hollandse kust op zoek naar een stad met voorraden die konden worden geplunderd. Dit flottielje stond onder het bevel van admiraal Willem van der Marck, heer van Lumey en zijn twee onderbevelhebbers, Willem Bloys van Treslong en Lenaert Janszoon de Graeff. De admiraal stond bekend als een fanatieke Calvinist, een papenvreter met een weinig buigzaam karakter en was berucht om zijn eigengereide optreden. Hij nam bovendien – tot gruwel van de meer gematigde elementen – de prins van Oranje nooit echt au sérieux.

Aanvankelijk lag het in hun bedoeling om bij verrassing de havenstad Enkhuizen in te nemen maar daar stak een forse voorjaarsstorm op de Noordzee een stokje voor. Uiteindelijk belandden ze veel zuidelijker dan oorspronkelijk gepland voor de Hollandse kust bij het vestingstadje Den Briel dat de Maasmonding diende te verdedigen.

De Brielse veerman Jan Pieterszoon Koppestok of Coppelstock die aan boord van het vlaggenschip van de admiraal was gekomen, moest de oproep tot overgave van het stadje overbrengen aan burgemeester Koekebakker. Toen Lumey de indruk kreeg dat de vroede burgervader de besprekingen nodeloos leek te willen rekken, gaf hij het prompt het bevel aan zijn mannen om de stad te bestormen. Een vrij risicoloze operatie want Koppestok had hem verteld dat het grootste deel van het Spaanse garnizoen een paar weken eerder naar Utrecht was getrokken om de Spaanse aanwezigheid in deze stad te versterken.

Aangekomen voor de stadsmuren trok een groep onder bevel van Bloys van Treslong zonder noemenswaardige problemen door de geopende Zuiderpoort. De tweede groep stond voor de gesloten Noorderpoort die in brand werd gestoken. Toen dit niet meteen tot het verhoopte resultaat leidde werd de poort open gebeukt met een scheepsmast. Het handvol Spaanse soldeniers in de stad wist te ontkomen terwijl hun commandant werd opgeknoopt door de geuzen.

De inname van Den Briel was kenschetsend voor Lumey’s tegendraadse en opportunistische gedrag want ze druiste tegen alle eerder gemaakte afspraken in. Hij had immers oorspronkelijk met Willem van Oranje afgesproken dat zij gelijktijdig de Nederlanden zouden binnenvallen om zo Alva tot een oorlog op twee fronten te dwingen. Met zijn vroegtijdige inval verstoorde Lumey dit plan. De verbolgen Oranje wou aanvankelijk zelfs Lumey en z’n zootje ongeregeld aan hun lot overlaten omdat in zijn ogen het kleine Den Briel absoluut ongeschikt was om van daaruit de geplande grootschalige legeroperaties te organiseren. Het kon volgens hem alleen maar uitdraaien op een logistieke nachtmerrie die bovendien handenvol geld zou kosten. Geld, dat nauwelijks voorhanden was…

Door de inname van Den Briel beschikten de opstandelingen – wellicht tot hun eigen verrassing – plots over een uitvalsbasis. Dit was voor veel steden een sein om de partij van Oranje te kiezen. Hoewel de inname van een quasi onverdedigde stad niet écht als een eclatante overwinning kon worden beschouwd blies het nieuws de opstand, die leek uit te doven, nieuw leven in. Al op 6 april koos Vlissingen de zijde van de opstandelingen. Veere, Zierikzee, Dordrecht en Delft volgden in de volgende weken terwijl vanaf juni in het Noorderkwartier steden als Enkhuizen, Hoorn, en Alkmaar zich aan de zijde van Oranje schaarden en de poorten openden voor de geuzen. Soms deden de stadsbesturen dat uit eigen beweging, soms gebeurde dit onder druk van de burgers die met oproer dreigden. Dit proces werd aanzienlijk vergemakkelijkt door Alva, die sinds de zomer van 1571 uit veel steden de Spaanse garnizoenen had teruggetrokken. Zéker nadat Willem van Oranje in Enkhuizen voet aan wal had gezet om de algemene leiding over de opstand op zich te nemen, was het hek van de dam. De inname van Den Briel werd inderdaad een scharniermoment in de Opstand.

Jan Huijbrechts

En zo ziet Brielle er vandaag uit: