Een verslag uit Syrië zonder poco bril

Goede Vrienden,

Ieder mens vraagt zich af: wat is de zin van mijn leven, waar kom ik vandaan waar ga ik naartoe?… Deze vraag schuilt zelfs in kinderen. In een gesprek met een  bevriend echtpaar, legde de man mij uit hoe hij aan de universiteit zijn vrouw had leren kennen en trouwde. Hun dochtertje van 4 jaar zat met open mond te luisteren en vroeg plots: “Pa, waar was ik toen jij mama nog niet kende?” Uiteindelijk willen we weten of ons bestaan hier op aarde zin en waarde heeft. Waarin bestaat de waardigheid van onze menselijke persoon? Het antwoord hierop bepaalt heel ons leven en handelen.

De mens zal altijd wel voor een deel een mysterie blijven voor zichzelf en in iedere tijd werden er andere accenten gelegd. In sommige perioden werd de mens verheerlijkt, ook met zijn lichamelijke schoonheid, zoals in de tijd van de Renaissance. Schilderijen en beeldhouwwerken uit die tijd willen mannen en vrouwen verheerlijken in volle glorie. (zie video) Afbeeldingen van mensen in onze tijd daarentegen tonen dikwijls misvormde uitdrukkingen, ja soms gedrochten. Ze drukken een negatieve opvatting uit over de moderne mens. Sommigen menen dat het leven eigenlijk geen zin  heeft en gewoon het resultaat is van een natuurlijke evolutie. We hebben ooit een Vlaamse politieker horen verklaren dat hij er geen enkele moeite mee had om te aanvaarden dat hij van een aap afstamt. Hierop kreeg hij het gevatte antwoord van een ander: “wij ook niet, tenminste zolang je dat maar niet in uw gedrag uit!” De moderne tijd verbergt de ware grootheid van de mens, de Renaissance verbergt de Schepper van de menselijke schoonheid.

Wij geven het antwoord van de joods-christelijke visie vanuit katholiek perspectief, die al enkele millennia voor vele miljarden mensen een bijzonder vruchtbare bron van leven werd. We willen de waardigheid van de mens beschrijven vanuit de christelijke openbaring en traditie, gedragen door kerkleraars en mystiekers, in het licht van Jezus’ Evangelie. Deze eeuwenoude wijsheid wordt ook gesteund door het beste van de moderne wetenschap. Jérôme Lejeune (+ 1994), de vader van de moderne genetica, is het levend bewijs van iemand die als vurige katholieke gelovige de toppen van de wetenschap wist te bereiken. In het christelijke erfgoed vinden we alle rijkdom van de menselijke waardigheid en de nodige richtlijnen voor een goed moreel leven.

De eerste wortel van ons mens zijn halen we uit het boek Genesis 1, 26. God schiep de mens naar zijn beeld (Hebreeuws: betsalmenoe/tselem) en gelijkenis (kidmoetenoe/demoet). Met deze eenvoudige woorden geeft het eerste Bijbelboek op onovertroffen wijze de oorsprong en het einddoel van de mens weer. Het boek Genesis geeft ons een kostbaar Godsbeeld, een wereldbeeld en een mensbeeld, weliswaar in beelden. Met deze beelden worden echter de diepste menselijke en goddelijke waarheden onthuld. Het “beeld Gods” blijven we voor altijd meedragen, de “gelijkenis Gods” zijn we voorgoed verloren door de oerzonde, maar door de “gelijkenis van Christus” te verwerven (waarover later), hebben we de “Icoon” van de Vader en kunnen we weer de “gelijkenis Gods” bereiken.

We zijn allen geschapen naar Gods beeld. In het licht van de moderne wetenschap aanvaarden we dat deze schepping gebeurt bij de ontvangenis, nl de versmelting van de mannelijke zaadcel met de vrouwelijke eicel. Dit is het zeer precieze begin van een menselijk leven. Alles is op dat ogenblik in beginsel aanwezig en er komt niets wezenlijks meer bij. Alles is bepaald: de kleur van het haar en de ogen, de lichamelijke mogelijkheden en gebreken, de geestelijke kwaliteiten, gaven of aanleg. Er is nog slechts tijd, voeding en bescherming nodig om deze menselijke kiem te laten groeien. Voor dit bijzondere gebeuren hebben we ook een eigen woord: “de conceptie”. Conceptie wijst er op dat het meer dan een louter materiële aangelegenheid is. Elk kind is een eigen originele schepping, zelfs wanneer ze door eenzelfde echtpaar zijn verwekt. En vanaf dit moment bestaat de mens en kent geen einde meer. Als ”beeld Gods” behoudt hij over de dood heen zijn geestelijke roeping in God.

Het “beeld Gods” zijn slaat op gans het wezen, op de totaliteit van het mens zijn. We kunnen dit niet reduceren tot een bepaald orgaan of tot een bepaalde plaats in ons menselijk lichaam. Wij zijn helemaal beeld Gods. En dit maakt onze menselijke waardigheid uit. Fysische of psychische gezondheid, een groot verstand, vele gaven, rijkdom of macht kunnen de menselijke waardering voor iemand mogelijk wel vermeerderen maar brengen niets bij aan zijn  waardigheid. Anderzijds kan het ontbreken van dit alles niets wegnemen van de menselijke waardigheid. Een mens die lichamelijk totaal afgetakeld is of zelfs niet meer beschikt over zijn geestelijke vermogens, blijft de volledige menselijke waardigheid bewaren en verdient daarom onze volledige waardering. De kerkgeschiedenis toont vele voorbeelden van heiligen en religieuzen die zich daarom onverdeeld wisten in te zetten voor zieken en stervenden en hen als volwaardige mensen behandelden. Het “beeld Gods” in een stervende blijft onaangetast. Hieruit volgt ook dat ieder orgaan van het menselijk lichaam met dezelfde waardigheid moet verzorgd worden. Immers, het is niet slechts een lichaamsdeel dat verzorgd wordt maar een mens. Uiteraard is een hartkwaal belangrijker voor het fysisch leven dan een wondje aan de kleine teen, maar omwille van het “beeld Gods” moet iedere verzorging met dezelfde waardigheid gebeuren.

Het “beeld Gods” wordt dus niet aangetast door fysische of geestelijke aftakeling en zelfs niet door ernstig moreel wangedrag. Wie in zware zonde leeft blijft toch het “beeld Gods” in zich meedragen. Dit kan ook licht werpen op de grote menselijke verantwoordelijkheid en de hel: Gods aanwezigheid en zijn uitnodiging om in eenheid met Hem te leven in zich dragen  en toch welbewust afwijzen.

In het diepst van zijn wezen draagt ieder mens een onuitroeibare “inwoning Gods” mee, een soort “heilige der heiligen”, een geestelijke tempel, een centrum van een paleis, een ”innerlijke burcht” (Theresa van Avila, + 1582), door niets en niemand anders bewoond dan door God zelf. Origenes (+ 253/4) spreekt van een “dynamisch élan“, de heilige Basilius (+ 379) noemt het een “goddelijke kiem”. (zie video’s) Het is onaantastbaar en kan door niets weggenomen worden, noch door fysische, noch door psychische, noch door morele tekortkomingen. Of wij geloven of niet, verandert niets aan deze ontzagwekkende werkelijkheid zelf. Zalig zij die deze “inwoning  Gods” bewust weten te beleven. De mens, door God geschapen, is zo groot en tegelijk zo broos. Psalm 8, 5v zegt:  “Ach wat is de mens dan dat Gij naar hem omziet, ’t mensenkind dat Gij zo voor hem zorgt? Gij hebt hem maar weinig minder dan God gemaakt!”    (volgende week hierover nog meer)

Ondertiteling en vertaling via icoontjes onderaan
Ondertiteling en vertaling via icoontjes onderaan

P. Daniel, Mar Yakub, Qâra, Syrië, 22.9.23

Flitsen

Er wordt tegelijk op drie bouwwerven gewerkt. Het St. Jozefsklooster zou over enkele maanden klaar moeten zijn. Het heeft 9 kamers en een grote kamer (voor recreatie/bibliotheek/conferentie). Boven op het dak is er een kamer voor de was en een soort prieeltje. Onder is de kapel, waarbij het water van de bergen onder het altaar loopt. Er is een koepel en een kleine klokkentoren. Deze kapel moet nog wat uitgebreid worden naar achter. Verder is er de oude en nieuwe “médicinale” die beide flink uitgebreid worden. Tenslotte is er de nieuwe fabriek. De ruime schrijnwerkerij (onder het nieuwe St. Jozefsklooster) wordt ontruimd en de werktuigen zullen naar de nieuwe fabriek verplaatst worden. Na de mis dinsdagmorgen trokken de fraters naar de drie bouwwerven om de werkzaamheden, de gebouwen en de arbeiders te zegenen. De volgende dagen werd dit herhaald totdat heel het terrein gezegd was.

Dinsdagmorgen droegen we de requiemmis op voor de op maandag overleden vader van Marc.

Deze week volgen we iedere avond de boeiende studie van moeder Agnes-Mariam over de eerste hoofdstukken van het boek Genesis, waarin heel het mysterie van het kwaad en van  Christus verlossing vervat ligt. Vele theologen en bijbelcommentatoren lijken deze hoofdstukken ten onrechte als mythen af te wijzen. Toch werpen juist deze hoofdstukken een helder licht op het kwaad in de wereld en de verlossing door Jezus Christus. Het niet kennen en aanvaarden van deze boodschap leidt tot verharding van  hart, (door zich af te keren van God), naar verduistering van het verstand (waardoor men niet meer weet wat moreel goed en kwaad is) en naar de verheerlijking van allerlei perversiteiten.

Nvdr: foto’s vindt u terug op Deir MarYakub El Mukata indien de techniek en IT-aansluiting het toelaten.

RECHTZETTING

Over de waarheid van de Bijbel: Archeologische ontdekkingen die Genesis redelijkerwijs zouden kunnen linken aan de auteur Mozes.

God is de auteur van de Heilige Schrift. De Heilige Geest inspireerde de profeten en apostelen om te schrijven wat God vooropstelde[1]. In de komende weken zullen we kijken naar de mogelijkheid dat Mozes inderdaad de auteur was van de Pentateuch (de eerste vijf boeken van de Bijbel). 

In ons onderzoek naar de auteur van de Pentateuch hebben we vorige week gesproken over de zondvloed die beschreven is in Gen 6-9. Vandaag willen we enig mogelijk misverstand rechtzetten. Uit die uiteenzetting kon verkeerdelijk begrepen worden dat Mozes zich gebaseerd zou hebben op diluviaanse oude mythen om de zondvloed te beschrijven in Genesis 6-9. Niets is minder waar. Mozes als ware profeet van God heeft de zondvloed beschreven. De diluviaanse mythen die we over de hele wereld terugvinden bevestigen enkel maar de beschrijving in Genesis.

Diluviaanse mythen en Genesis 6-9

Vorige week hebben we aangehaald dat de hele Joodse-Christelijke traditie de werkelijkheid van de zondvloed nooit heeft genegeerd. Integendeel, ze heeft die met klem bevestigd[2]. Een waslijst van oeroude mythen over de hele wereld beschrijft eveneens de zondvloed[3].

Al deze diluviaanse mythen hebben min of meer gemeen met het Genesisverhaal: God of de goden straffen de mensheid en een man wordt gekozen – met of zonder zijn familie – om de dieren te redden op een soort boot. Een vogel wordt vanaf de boot gestuurd om te zien of de grond droog is en er wordt een offer aan de goden gebracht zodra de boot aan land is gegaan.

De Hawaïanen[4] hebben bijvoorbeeld een zondvloedverhaal over een tijd waarin, lang nadat de eerste mens was gestorven, de wereld een slechte en verschrikkelijke plek werd. Er was nog maar één goede man over, Nu-u genaamd. Hij maakte een grote kano met een huis erop en vulde het met dieren. In dit verhaal steeg het water over de hele aarde en doodde iedereen; alleen Nu-u en zijn familie werden gered. Een ander verhaal over de overstroming komt uit China. Het verhaalt over Fuhi, zijn vrouw, drie zonen en drie dochters die ontsnapten aan een overstroming en als enige mensen op aarde in leven bleven. Na de grote overstroming bevolkten zij de wereld opnieuw.

Hoe is het mogelijk dat er in alle uithoeken van de wereld zeer oude geschriften over de zondvloed te vinden zijn?  Een plausibele verklaring is de volgende: in hoofdstuk 11 van Genesis lezen we dat na de zondvloed de nieuwe bevolking van de wereld (de nakomelingen van Noachs zonen, Ham, Sam en Jafeth) op de vlakte in het land Sinear woonde (Gen 11:2). Daar zeiden de inwoners tegen elkaar: Laten we een stad bouwen en een toren waarvan de top tot de hemel reikt, en laten we een naam voor onszelf maken, zodat we niet over de hele aarde verstrooid worden (Gen 11:4). De Heer liet zich niet door dit plan verleiden en verstrooide hen over de hele aarde. Van generatie op generatie zouden deze mensen, verspreid over de vier windstreken, het verhaal van de zondvloed hebben doorverteld, maar na verloop van tijd veranderden de details en weken ze af van de oorspronkelijke feiten. Zo vinden we over de hele wereld verslagen van de zondvloed, zij het heel verschillend van elkaar, die opmerkelijke parallellen vertonen met Genesis 6-9.

Als slechts acht mensen – de familie van Noach – de zondvloed overleefden, dan zouden we verwachten dat er historisch bewijs zou zijn van een wereldwijde zondvloed. Als je erover nadenkt, zou dat bewijs bestaan uit historische verslagen in verschillende naties van de wereld, en dat is wat we hebben, zoals de tabel (hieronder) laat zien. Er bestaan verslagen van de zondvloed, hoe vervormd ook, in vrijwel elk land vanaf het oude Babylon. Als er nooit een zondvloed is geweest, zoals men ons tegenwoordig vaak wil doen geloven, waarom wordt er dan in zoveel oude mythen melding van gemaakt?

Deze tabel[5]  toont de overeenkomsten tussen verschillende mythen en het Genesis-verslag van de zondvloed van Noach. Deze legenden en verhalen hebben allemaal overeenkomsten met bepaalde aspecten van dezelfde historische gebeurtenis: de zondvloed van Noach.

Vandaag de dag wordt er gemakkelijk gespot met de realiteit van de zondvloed. S. Petrus waarschuwde ons 2000 jaar geleden dat er aan het einde der tijden valse leraars zouden zijn die naar hun eigen begeerten zouden wandelen (vgl. 2 Petrus. 3, 3). Deze, zegt de H. Petrus, zien opzettelijk over het hoofd dat de hemelen al heel lang bestaan, dat de aarde uit water en door water is gevormd, door het woord van God, en dat daardoor de toenmalige wereld door de wateren werd overspoeld en verging (2 Petrus. 3, 5-6). De zondvloed is een historische realiteit die valse leraren proberen te ontkennen.

Wat heeft dit te maken met Mozes’ mogelijke auteurschap van de Pentateuch?

Mozes – een naam die in het Hebreeuws iemand betekent die uit het water wordt gered – “werd onderwezen in alle wijsheid van de Egyptenaren en was krachtig in zijn woorden en daden” (Handelingen 7, 22). “Door zijn geloof weigerde Mozes als volwassene om de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden. Hij gaf er de voorkeur aan om met Gods volk mishandeld te worden in plaats van te genieten van de vluchtige genoegens van de zonde. Hij beschouwde de smaad van Christus als een grotere rijkdom dan de schatten van Egypte, omdat hij op zijn beloning wachtte” (Hebreeën 11, 24-26). Hij zocht de Heer met heel zijn hart en door de machtige hand van de Heer verloste hij het volk Israël van Farao.

Mozes was de nederigste man op aarde (vgl. Num. 12, 3). God getuigde van hem: “[Mozes] is getrouw in heel mijn huis.  Met hem spreek ik van mond tot mond, duidelijk en niet in raadselen, en hij ziet de gestalte van Jahweh” (Numeri 12, 8). Deze Mozes, Gods grote profeet (vgl. Deut 18:5), schreef het ware verhaal van de zondvloed. God stuurde de zondvloed over de aarde omdat hij bedroefd was over de zonden van de mensheid: “De HEER had er spijt van dat hij de mens op aarde had gemaakt, en hij was bedroefd tot in het diepst van zijn hart. De HEER zei: ‘Ik zal de mens die Ik geschapen heb van de aardbodem wegvagen, en de mens, en het gedierte, en het kruipend gedierte, en de vogels van de lucht; want Ik heb er spijt van dat Ik ze gemaakt heb” “. (Genesis 6, 6-7)

Vergeleken met al deze mythologische mythen presenteert de Bijbel de meest logische ark. De andere diluviaanse mythen beschrijven zeer twijfelachtige schepen. Het epos van Gilgamesj beschrijft zijn ark bijvoorbeeld als een kubus, terwijl Nu’u van Hawaï op een kano voer; niet erg praktisch om woeste golven te doorvaren.  Genesis 6-9 daarentegen geeft extreem gedetailleerde afmetingen van de ark. Hij leek op een moderne tanker met meerdere verdiepingen, perfect uitgerust om de vloed te overleven: “Zo moet je hem maken: de lengte van de ark moet 300 el (150 m) zijn, de breedte 50 el (25 m) en de hoogte 30 el (15 m) (Genesis 6:15). Zie https://answersingenesis.org/the-flood/flood-legends/ voor meer uitleg.

Volgende week zullen we dit thema verder uitdiepen en ontdekken dat de hoofdstukken over de aartsvaders Abraham, Izaäk en Jakob (Genesis 12-50) de cultuur en sfeer van Kanaän aan het begin van het tweede millennium voor Christus weerspiegelen. Opnieuw een indirecte aanwijzing dat het heel goed mogelijk is dat Mozes deze hoofdstukken van de Bijbel heeft geschreven.

Varia


[1] Catechismus van de Katholieke Kerk (n°106): “God heeft de menselijke auteurs van de heilige boeken geïnspireerd. “Voor het samenstellen van de heilige boeken koos God mensen uit, van wie Hij zich, gebruikmakend van hun eigen vermogens en krachten, bediende, om hen, terwijl Hijzelf in hen en door hen werkte, al datgene en alleen datgene wat Hij wilde, als echte auteurs te laten optekenen”.

[2] Bijvoorbeeld Mt 24,37-39, 2Pe 2, 5. Josephus, bekende Joodse historicus uit de eerste eeuw schreef: Noach, toen hij zag dat de aarde verlost was van de zondvloed, wachtte nog zeven dagen! Toen nam hij de dieren uit de ark, ging zelf naar buiten met zijn nageslacht, offerde offers aan God en vierde een feest met zijn volk (Antiquités judaïques, Flavius Josèphe, Livre 1, chapitre 3, 3)

[3] Voor een volledige lijst van Diluviaanse mythen: http://www.talkorigins.org/faqs/flood-myths.html

[4] Wat volgt is voor een deel geïnspireerd door answersingenesis.org

[5] Grafische bewerking van B. C. Nelson, The Deluge Story in Stone, Bijlage 11 : Zondvloed Tradities, Figuur 38 (Minneapolis, Minnesota : Augsburg, 1931) dans answersingenesis.org