Franck César – Ce qu’on entend sur la montagne

klassische-musikCésar-Auguste-Jean-Guillaume-Hubert Franck (Luik, 10 december 1822 – Parijs, 8 november 1890) was een Belgisch/Frans componist, pianist, organist, dirigent en muziekpedagoog die in Luik werd geboren toen deze stad onderdeel was van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Hij bracht het grootste deel van zijn leven door in Parijs en werd al in 1837, na enkele jaren Belgisch staatsburger te zijn geweest (en daarvoor Nederlands staatsburger), genaturaliseerd tot Fransman.

César Francks familie was afkomstig uit Neutraal Moresnet. Zijn moeder Marie-Cathérine-Barbe Frings werd geboren in Aken. Zijn vader, de bankier Nicolas-Joseph Franck, kwam uit het dorp Gemmenich in het Hertogdom Limburg.

In 1830 schreef zijn vader de jonge Franck (8 jaar) in aan het conservatorium van Luik, waar hij in 1834 de eerste prijs won in solfège en piano. Van 1833 tot 1835 studeerde hij harmonieleer bij Dassoigne (een neef van Etienne Nicolas Méhul), die les gaf aan het Conservatoire de Paris. Vanwege de muzikale successen die zijn zoon oogstte, organiseerde zijn vader in 1835 een reeks concerten in Luik, Brussel en Aken.

Datzelfde jaar verhuisde het gezin naar Parijs, waar Franck (inmiddels 13 jaar) leerling werd van Antoine Reicha. Weer won hij de eerste prijs voor piano (1838) en contrapunt (1839). Om ervoor te zorgen dat Franck zich kon wijden aan een loopbaan als virtuoos in België, haalde zijn vader hem in 1842 van het conservatorium, zodat hij niet naar de prestigieuze Prix de Rome kon meedingen. Franck componeerde al in die tijd veel, publiceerde in 1843 drie trio’s voor piano, viool en cello en begon aan zijn eerste compositie in grote stijl, het oratorium Ruth  dat in 1845 voltooid werd.

In 1845 brak Franck met zijn vader en keerde hij terug naar Parijs, waar hij het symfonisch gedicht Ce qu’on entend sur la montagne componeerde. Eerder werkte hij aan zijn komische opera Le valet de ferme. In 1853 werd hij vaste organist, na dit korte tijd bij de Église Notre-Dame-de-Lorette te zijn geweest, van de Église Saint-Jean-Saint-François du Marais. Geïnspireerd door het spel van Jacques-Nicolas Lemmens verbeterde hij zijn pedaalgebruik en ontwikkelde hij een zeer persoonlijk geaarde improvisatiewijze waarin hang naar het mystieke en naar het verhevene hoofdkenmerken waren.

In 1859 werd hij organist van de nieuwe Église Sainte-Clotilde, het eerste neogotische kerkgebouw van Frankrijk, waar hij op 1 december een van de mooiste instrumenten van de orgelbouwer Aristide Cavaillé-Coll inwijdde. Tot aan zijn dood bleef hij daar organist. In februari 1872 begon hij als docent orgelspel aan het Conservatoire de Paris als opvolger van François Benoist. Een van zijn leerlingen was Vincent d’Indy, die later een biografie zou schrijven waarin hij zijn oud-leraar op een vrij lyrische toon verheerlijkte. D’Indy zou zich zijn leven lang opwerpen als de meest fervente verdediger van Francks muzikale erfenis.

Voor piano componeerde Franck na zijn radicale breuk met zijn vader eigenlijk maar heel weinig. Zijn Prélude, choral et fugue geldt echter als een van de hoogtepunten van de gehele 19e-eeuwse, romantische pianoliteratuur. Hiernaast componeerde hij veel instrumentale kamermuziek, waaronder acht trio’s voor piano, viool en cello, een pianokwintet, een pianosextet, een strijkkwartet en twee sonates voor viool en piano.

Verder componeerde Franck liederen (‘Mélodies’) voor zangstem met piano, kerkmuziek voor koor en orgel die bestemd was voor de Rooms-katholieke liturgie, vier opera’s, oratoria waaronder zijn groot-opgezette Les Béatitudes, cantates en wereldlijke koormuziek.

Tevens componeerde hij vijf symfonische gedichten voor orkest, twee concerten en vier variatiewerken voor piano en orkest waarvan het late Variations symphoniques het bekendste is, evenals drie symfonieën.

Francks drie cycli met composities voor het orgel gelden zonder uitzondering als hoogtepunten van het gehele romantische orgelrepertoire. De Trois Chorals zijn zijn laatste composities zonder meer. De drie werken werden voltooid in september 1890, zes weken voor zijn dood en ontstonden op verzoek van zijn vriend de Parijse muziekuitgever Auguste Durand.

Het Legioen van Eer werd hem verleend in 1885. Later werd hij oprichter en voorzitter van de vooraanstaande Société nationale de musique.

In 1890 werd hij aangereden door een omnibus. Hij bleef maandenlang met inwendig letsel doorwerken en overleed tenslotte, ernstig verzwakt, aan griep. César Franck werd begraven op het Cimetière du Montparnasse (26e division).

Componisten.net