Oproep voor hulp aan Syrië

Afbeeldingsresultaat voor syria sanctions

De Syriërs, die vrijwillig naar hun vaderland terugkeren, willen Syrië – ondanks alle hindernissen – heropbouwen. Zij geloven in hun land, in hun maatschappij, in een toekomst.

“Voortdurende vijandigheden en wetteloosheid in het hele land maken een veilige en durende terugkeer onmogelijk.” Met deze woorden vatte de VN-onderzoekscommissie Syrië haar standpunt over een mogelijke terugkeer der gevluchte Syriërs samen.

De commissie maakte haar 20-blz rapport over de situatie in Syrië in Genève bekend met volgende inhoud:
Geweld wordt naar verluidt door alle militaire betrokkenen gebruikt, m.n. het regeringsleger, de SDF en de internationale coalitie, die het oosten van het land bombardeert. Een overvloed van problemen, bedreigingen, geweld, in geen enkel geval is een veilige terugkeer mogelijk. En de vermelding van concrete punten waaraan moet voldoen worden. Op 12 maart zal dit rapport in de VN-mensenrechtenraad besproken worden.

De “onafhankelijke” onderzoekscommissie werd in 2011 opgericht. Een toelating tot het betreden van het Syrisch grondgebied is er niet voor de commissie. Het rapport wordt opgesteld aan de hand van foto’s, films, gesprekken met slachtoffers en vluchtelingen buiten Syrië en via telefonische of skype contacten in het land, en volgens verleende informatie van andere bronnen.

In Duitsland hadden daarvoor al andere meldingen over de “Syrische vluchtelingen” voor opwinding gezorgd. De overheid zou 437 personen financieel bij hun terugkeer naar Syrië gesteund hebben. (antwoord op een vraag van een volksvertegenwoordiger in het fed. parlement. (1) Hoewel de Syriërs vrijwillig de terugkeersteun aanvaardden, had de volksvertegenwoordiger het over “koudhartige politiek”… Want de regering zou de mensen in een uitzichtloze situatie brengen: “Velen hebben de keuze, jarenlang van hun familieleden gescheiden te blijven of naar hen én naar oorlog en vervolging terugkeren en daarbij hun leven op het spel zetten.”

Hierbij gesteund door Medico Int’l, die het over “starthulp in de dood” had. Twee teruggekeerden zouden in Syrië “kort na hun aankomst door geheime diensten verhoord” en nu verdwenen zijn. (2)

Enkele dagen later zorgde een ander bericht der overheid voor tegenspraak. Het afgesproken maximum aantal visa voor vluchtelingen met een beperkte beschermingsstatus werd bereikt, zo deelde de regering mee. Men herinnere zich dat de familiehereniging in 2016 voor twee jaar stop gezet, na enige druk beperkt en weer toegelaten werd. Echter met een maximum – sinds augustus 2018 afgesproken door de coalitiepartners – van 1000 per maand. De meeste aanvragen komen uit Syrië. In Duitse diplomatische kantoren zouden volgens regeringsgegevens van midden februari 36.000 afspraakverzoeken van herenigingskandidaten liggen te wachten. Vanuit het linkse politieke segment in het parlement eist men een “recht op familiehereniging” voor àlle vluchtelingen en alle beperkingen, ook een maximum aantal, moeten onmiddellijk opgeheven worden. (3)

Er werd niet medegedeeld in welke staten die 36.000 afspraakaanvragen (voor een visum naar Duitsland) ingediend werden. De Duitse diplomatische vertegenwoordiging in Syrië (Damascus) is sinds begin 2012 gesloten. Vermoedelijk zullen de aanvragen in Beiroet gesteld zijn. De vernederende en dure voorwaarden waaraan de Syriërs daar moeten voldoen zouden een onderzoek in het Duitse parlement (Bundestag) waard zijn.

Keren we terug naar de kritiek en eisen der volksvertegenwoordigers over de omgang met vluchtelingen uit Syrië. Enerzijds mogen ze niet geholpen worden bij de terugkeer naar hun vaderland. Anderzijds moeten zo veel mogelijk familieleden naar Duitsland kunnen trekken – en niet uitsluitend uit Syrië.

Wat betreft gezinshereniging maakt de rubriek Mensenrechten op het internet duidelijk dat over “gezinshereniging” elke staat zelf kan beslissen. Ondertekenaars van de VN-mensenrechtenakkoorden verplichten zich slechts dergelijke aanvragen “met een open geest, op een menselijke wijzen en zo snel mogelijk” te verwerken. In de universele verklaring van de rechten van de mens leest men in art. 13 (korte versie): “Je hebt recht om te gaan en te staan waar je wilt, in eigen land en in het buitenland.” “Ieder heeft het recht elk land, zijn eigen land inbegrepen, te verlaten en in zijn land terug te keren”.

A propos: het recht in zijn land terug te keren. Los van de wettelijke, flexibel hanteerbare toestand, moet men zich afvragen waarom Syriërs vrijwillig “naar oorlog en vervolging” terugkeren en “daarbij hun leven op het spel zouden zetten”? Is deze forfaitaire bewering der volksvertegenwoordigers wel correct? Niemand keert terug in een land waar oorlog heerst. Inderdaad woedt er geen oorlog meer in het grootste gedeelte van Syrië. Het openbaar vervoer rijdt weer, straatversperringen opgeruimd, boeren bewerken weer hun land met de hulp van kleine kredieten die de staat verdeelt en met de hulp van zaden die de FAO, de VN-organisatie voor voeding en landbouw, ter beschikking stelt.

De meeste vluchtelingen uit Syrië vluchtten omwille van de oorlog, niet omdat ze voor deze of de andere zijde partij kozen. Spreekt men met vluchtelingen van de zgn. oppositie, dan zijn er die vol met haat op de politiek verantwoordelijken en hun steunverleners – Rusland, Iran – in hun land zijn en niet naar Syrië willen terugkeren. En ook degenen die “de val van het regime” eisen vooraleer ze overwegen terug te keren. Maar talrijke wensen heel graag naar hun vaderland terug te kunnen keren. Misschien omdat ze daar familie, zieke ouders, hebben die verzorgd moeten worden, of zusters, broers, een echtgenoot/echtgenote hebben, een huis, een woning? Misschien missen ze gewoon het klimaat, de zon, hun moedertaal, de vriendelijke buren, hun manier van leven en met elkaar om te gaan?

De mensen zijn via WhatsApp en Skype met hun vaderland verbonden. Zij communiceren met vrienden en familieleden daar en weten dat duizenden uit de vluchtelingenkampen in Turkije, Libanon en Jordanië dagelijks terugkeren. Zij zullen vernomen hebben dat de Syrische regering herhaaldelijk de Syrische burgers in het buitenland verzocht heeft terug te keren. Buren en familieleden zullen hen misschien gebeld hebben met de boodschap: “wij missen jullie, kom toch terug”. Wie terugkeert, zal zich tevoren rechtstreeks of onrechtstreeks geïnformeerd hebben of het veilig is terug te keren, of er een strafzaak boven hun hoofd hangt of niet.

Een Koerdische verkozene van het provinciebestuur van Aleppo, een zakenman, zou graag naar Duitsland reizen om mensen uit zijn vaderland, die naar Duitsland gevlucht waren, aan te moedigen terug te keren. En een man, die de auteur van dit artikel in Al Waer – een lang omstreden voorstad van Homs – ontmoette, zei: “Ik kus de aarde van dit land, wij zijn weer thuis!” Hij trok zich samen met strijders en zijn familieleden terug aan de Turks-Syrische grens, keerde echter een jaar later terug naar Al Waer. Het leven in het vluchtelingenkamp was niet uit te houden, berichtte hij. In Al Waer heeft hij weer werk als vloerder gevonden; zijn broer ook.

Vele Syriërs keren terug omdat ze in de kampen in de buurlanden van Syrië geen toekomst voor zich of hun familie zagen. Uit Duitsland, Frankrijk, Egypte of de Golfstaten keren Syriërs terug omdat ze daar (huis) op een toekomst hopen. Waarom zou de Duitse regering deze mensen bij hun vrijwillige terugkeer geen steun verlenen? Is het niet politiek en zelfs menselijk hun plicht dat te doen?

Medewerkers van internationale hulporganisaties in Syrië loven de royale hulp van de Duitse regering aan Syrische vluchtelingen, aan noodhulp in en rond Syrië. Tegelijkertijd wijzen ze erop dat het veel zinvoller zou zijn de miljarden die aan het verblijf in vluchtelingenkampen, in opleidingscentra, aan microkredieten, uitgegeven worden in de wederopbouw van de publieke infrastructuur en het creëren van jobs in Syrië te spenderen.

De sponsorlanden wijzen dat echter strikt van de hand met de uitleg dat deze maatregelen “het regime en diens erkenning zouden versterken”. Neen, zeggen de humanitaire experten in Syrië. Dergelijke maatregelen steunen de mensen en hun samenleven. De Syriërs hebben aanmoediging en ondersteuning nodig; zij hebben geen hulp maar wel werk nodig opdat ze hun gezin kunnen onderhouden. Syrië heeft heropbouwhulp nodig. Vluchtelingen – ook binnen de Syrische grenzen – financieel bij hun terugkeer en de heropbouw van hun leven te steunen, is dan wel het minste.

“Wij zijn hier omdat jullie onze landen verwoesten” is een slogan uit de 1980iger jaren, die de samenhang van kapitalisme en oorlog, van armoede en vlucht, weergeeft en die niets van zijn betekenis verloren heeft. “Wij zijn hier omdat jullie onze landen verwoesten” legt de vinger in de Syrische wonde.

De Syriërs kwamen naar Duitsland en Europa, omdat Duitsland, Europa en hun partners van de NAVO en de Golf zich in Syrië bemoeiden. Met de uitvlucht de mensen vrijheid, democratie en welstand te brengen, onttrokken ze hun langjarige, betrouwbare partner, de Syrische president Bashar al Assad, de rechtmatige erkenning. De inmenging door de politiek en de media, beginnend in 2011, werd gevolgd door wapenleveringen, bedreigingen in 2012 en sinds 2014 een directe militaire interventie aan de zijde van de door de VSA geleide “anti-I.S.-alliantie”, zonder enig volkenrechtelijk mandaat.

Onder het oog van Europese geheime diensten, maar zonder dat deze iets ondernamen om hen tegen te houden, trokken duizenden mannen uit bijna alle Europese landen via Turkije ten oorlog en sloten zich aan bij de FSA (Free Syrian Army), het Al-Nusra Front of de I.S. in Irak en de Levant, gevolgd door jonge vrouwen, die ook niet tegengehouden werden.

Syrië kon met hulp van de bondgenoten – Rusland, Iran, Irak – de controle over het grootste gedeelte van het grondgebied terug winnen, maar de prijs daarvoor is hoog. Hele stadswijken en de civiele infrastructuur liggen in puin, velden liggen braak, de nationale olie- en gasbronnen worden door het Amerikaanse leger gecontrolleerd, die ten oosten van de Eufraat met door de Koerden aangevoerde SDF (Syrian Democratic Forces) samenwerkt.

De in 2010 nog bloeiende Syrisch economie is door oorlog, maar nog meer de eenzijdige straf- en verbuigingsmaatregelen van de EU en de VSA vernietigd. Deze sancties die de EU al in mei 2011 oplegde en die jaar na jaar verlengd en verstrengd werden, zijn een andere soort oorlog. Bijna dertig jaar geleden, in april 1991, beschreef dr. Jack H. Geiger, de toenmalige voorzitter van de Artsen voor Mensenrechten, zijn indrukken uit het door de VSA gebombardeerde Irak.

Het land werd toen zomaar “in het steentijdperk teruggebombardeerd”; iets wat de toenmalige Amerikaanse buitenminister, James Baker, het zijn Iraakse collega Tariq Aziz voorspeld had. Doelbewust werden de elektriciteits- en waternetwerken vernietigd. Er was geen elektriciteit, geen generatoren, het water kon niet opgepompt en/of gereinigd worden. Dankzij de harde VN-sancties, die de import van onderdelen en vele andere zaken verboden, waren de gevolgen voor de Irakezen zeer zwaar: “De eigenlijke betekenis van de hoogtechnologische oorlogsvoering” betekende “eerst bombarderen, nadien doden”, stelde dr.Jack H. Geiger. Het internationale comité van het Rode Kruis waarschuwde voor een “langdurige catastrofe” (4)

De exodus begon; de goed opgeleide elite verliet het land. De achtergeblevenen werden geïsoleerd, gestigmatiseerd en ziek. Een half miljoen kinderen stierf. Hierop aangesproken stelde Madeline Arbright, Amerikaanse buitenministerin van de Bill Clinton regeringsperiode (CBS interview 1996): “Dat is een zeer moeilijke beslissing, maar ja, wij menen, dat het die prijs waard is”. (5)

De volledige VN-sancties tegen Irak duurden 13 jaar – van 1990 tot 2003. Zij waren het begin van een oorlogsvoering, die vandaag schering en inslag is en die door de politiek en media niet in vraag gesteld wordt.

Een ander soort oorlog: Volgens de VN worden economische straf- of verbuigingsmaatregelen door een staat – of een statenbond zoals de EU – ingezet om een andere staat tot een andere politiek te dwingen. (6)

Concreet betekenen deze maatregelen dat tegen een andere staat een handelsembargo opgehangen wordt en de financiële en investeringstransacties geblokkeerd worden. Individuele personen, die verdacht worden politieke of economische invloed op de regering van de te straffen staat te hebben, worden evenzeer bestraft doordat hun vermogen bevroren of tegen hen een reisverbod uitgesproken wordt.

De VSA zijn meesters der sancties, die o.a. tegen Rusland, China, Iran, Irak, Syrië, Libië, Soedan, Noord-Korea en nu ook tegen Venezuela opgelegd werden. De EU, die in 2012 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg voor de inzet voor vrede, verzoening, democratie en mensenrechten in Europa (!), voert met sancties eveneens een economische oorlog tegen een aantal staten waarmee de EU het politiek niet eens is.

Het buitenministerie in Berlijn is gangmaker met opeenvolgende nieuwe sancties tegen Syrië; ook hulporganisaties en NGO’s eisen sancties om staten onder druk te zetten. De EU-sancties tegen Syrië worden door de Duitse bevolking quasi niet opgemerkt omdat steeds meer volksvertegenwoordigers in de Bundestag deze steunen als alternatief voor een militair ingrijpen. Hoewel de Syrische burgermaatschappij, vooral de Syrische kerken, zich herhaaldelijk aan het EUropese parlement, en aan de volksvertegenwoordigers in de Duitse Bundestag wendden en de opheffing der sancties eisten, bleven zij toch van kracht. De ESCWA, een VN-organisatie voor economische en sociale zaken in West-Azië met zetel in Beiroet, beschreef de sancties tegen Syrië in een verslag uit 2016 als de strengste en meest vergaande sancties die ooit tegen een land uitgesproken werden. (7)

Ook de VN speciale rapporteur over de “negatieve gevolgen van eenzijdige strafmaatregelen op het uitoefenen der mensenrechten”, de VN diplomaat Idriss Jazairy was verontwaardigd over de gevolgen der sancties. Ze maken de humanitaire crisis in Syrië alleen maar erger, stelde hij vast. Zelfs de humanitaire betrokkenen wordt “de toegang tot humanitaire uitzonderingen, die in het raam van van het systeem de eenzijdige strafmaatregelen mogelijk zijn in en over Syrië” worden geweigerd. De gevolgen van de oorlog zijn desastreus, de sancties maken de situatie nog erger, dixit Jazairy. Elke Syriër is er slachtoffer van. (8)

Hij deed een beroep op de EU en de staten, die de sancties tegen Syrië uitgesproken hebben en hoopte op “ruimte voor dialoog”. Echter, kort nadat Jazairy in april 2018 zijn appel bekend gemaakt had, verlengde de EU de sancties tegen Syrië met een jaar én maakte ze nog strenger. Op het appel van Jazairy werd met geen enkel woord ingegaan door de EU. Integendeel: de EU wil de sancties nog aanscherpen; de economische oorlog woedt verder. Syrische zakenlui, die deelnemen aan de heropbouw van hun land – en daaraan verdienen – werden begin 2019 met nieuwe EU-sancties bestraft. (9) (Nvdr: hier te lezen: https://www.ohchr.org/EN/…/A_HRC_39_54_Add.2_EN.docx )

De VSA bedreigen transportbedrijven en verzekeringsmaatschappijen, die olie, gas e.d. naar Syrië vervoeren. In de Amerikaanse Senaat wordt momenteel over een nieuwe wet gedebatteerd, die in de toekomst elke persoon, elke firma, die op een of andere manier betrokken is bij de heropbouw van Syrië, moet kunnen bestraffen. Met de sancties wordt niet alleen de Syrische regering als een boef behandeld, maar daar bovenop elke persoon die werkzaam is op het grondgebied, dat onder controle van de regering is. Voor de gebieden onder controle van de zgn. “gematigde rebellen” (Nvdr: Al Nusra, Oeigoeren, Turkse beschermelingen…) in Idlib, in de regio rond Aleppo en ten oosten van Eufraat, die door het Amerikaanse leger en de Koerden gecontrolleerd worden, gelden de sancties niet.

Met de sancties moet zowel de Syrische regering als Assad persoonlijk tot overgave gedwongen worden. Hij moet en zal zich onderwerpen aan de eisen van de VSA & co. De Amerikaanse sancties zijn tegelijkertijd een waarschuwing aan de Amerikaanse geallieerden in Europa en de Golfstaten, opdat ze niet deelnemen aan de heropbouw van Syrië. In de Middeleeuwen noemde men dit een “belegering”. De vijand wordt meet sancties omsingeld, gewurgd, verketterd. De boodschap aan Syrië luidt: geef u over of sterf!

De eenvoudige mensen zijn het slachtoffer: Dat ook een ander zicht op Syrië mogelijk is toont de Eichstätter bisschop Gregor Maria Hanke, die midden februari van een reis naar Syrië terugkeerde. Hij was in Damascus, Homs en Aleppo en beschrijft in een uitvoerig gesprek zijn indrukken. Als gast waren zijn mogelijkheden natuurlijk beperkt, maar hij was onder de indruk van “de kracht en overlevenswil” der mensen in Syrië. Zij gaan voort met hun leven, beginnen opnieuw, organiseren en bouwen, zo stelt de bisschop. Hun inspanningen worden tegengewerkt door de oorlogsverwoestingen en door het embargo, zoals de sancties in Syrië genoemd worden: “Het treft vooral de eenvoudige mensen op straat, de mensen die weinig hebben om te (over)leven. Zij worden door het embargo in hechtenis genomen en leiden gedeeltelijk een zeer moeilijk ellendig leven”. (10)

Het einde van de oorlog eindigt, maar het ergste is nog niet voorbij, gaat de bisschop voort. De sancties verhinderen dat ziekenhuizen de broodnodige wisselstukken voor medische appratuur kunnen krijgen – en omwille van dezelfde redenen stagneert de economie. “Als het embargo blijft voortduren zullen vele jongen mensen overwegen Syrië te verlaten. En dan heeft het westen weer het zelfde probleem: wat te doen met deze jonge mensen?” Men moet erover nadenken hoe men de mensen ter plaatse economisch kan helpen, hoe men in Syrië mogelijkheden schept opdat “de mensen zich weer kunnen ontwikkelen”.

De Syriërs die uit Duitsland en andere landen naar hun vaderland terugkeren, willen Syrië ondanks alle hindernissen weer opbouwen. Ze geloven in hun land, hun maatschappij, in de toekomst. Bischof Hanke heeft daar respect voor en heeft tegelijkertijd een boodschap aan de Duitse regering en volksvertegenwoordigers: “De politiek zou zich er beter mee bezig houden met de vraag wat we voor goeds kunnen doen voor de mensen die daar gebleven zijn, die de heropbouw willen, die bereid zijn alles te geven voor de heropbouw, omdat ze van hun land houden. Deze vraag vind ik tot mijn spijt bij ons in de politiek niet terug.”

Auteur: Karin Leukefeld, onafhankelijk journaliste, geaccrediteerd in Damascus.

De genummerde verwijzingen van 1 tot 10 vindt u terug bij het originele artikel in het Duits.